Toen de studenten van nu hun eerste stapjes zette, stonden hun voorgangers op de barricade voor de rechten. Anno 2009 mogen studentenvakbonden in hun handen knijpen als ze met een petitie van duizend ondertekeningen kunnen aankloppen bij het Ministerie van Onderwijs. HALLO! Waar is de actie, spanning en sensatie van het studentenprotest gebleven?
Studentprotesten. In de jaren tachtig en vroege jaren negentig stonden de kranten er vol van. Onder het mom ‘wij tegen de rest van de wereld’ gingen jonge intellectuelen massaal de straat. Minister Deetman hoefde het woord student en bezuiniging maar in zijn mond te nemen en hup: een demonstratie. Verandering in het onderwijs of zelfs de invoering van de ov-jaarkaart (toen vond men dat het logisch dat een deel van je studiefinanciering gebruikt werd voor een ov, red.). Redenen te over. Hielpen demonstraties niet, dan werden de rookbommen uitgegooid of de universiteit of zelfs de spoorwegen bezet. Net zo lang tot de ME met grof geschud kwam aantreden. Voer voor wekenlange bladvulling en schokkende beelden op het journaal.
Deze beelden kennen we niet meer. De moderne studentactivist lobbyt zich suf af en houdt maar liefst drie keer per jaar een theekransje met minister Plasterk. Achter gesloten deuren. En dat doen alleen nog de serieus betrokken studenten. Moet je nagaan. De meeste studenten van nu rellen alleen in de collegebanken door hun spa-flesje mee te nemen terwijl consumptie in de zaal verboden is.
Wij protesteren
Een korte geschiedenis: De eerste Nederlandse studentenprotesten stammen uit 1961. ‘En dus niet 1968 zoals nog wel eens onterecht wordt beweerd.’ Schrijver/Theoloog Jan ter Laak hoorde bij deze eerste jonge intellectuele opstandelingen. In zijn boek Brave rebellen: Herinneringen aan de eerste studentenopstand in Nederland schrijft hij over de opstand in 1961 onder de priesterstudenten tegen de leiding van het seminarie Rijsenburg. ‘Dat ging allemaal heel rustig aan. Met zijn allen rondom de tafel.’
Toch was deze protestactie een voorloper op de acties uit de jaren zestig. Toen ontstonden allerlei, veelal progressieve, studentenorganisaties. In 1963 werd bijvoorbeeld de Studentenvakbeweging (SVB) opgericht. Zij zette zich vooral in voor de radicale omvorming van de universiteit tot een Kritische Universiteit. Ter Laak legt uit: ‘Deze protesten hebben met het tijdsbeeld van toen te maken. Nederland was in de greep van de ontzuiling.’ De regering plande hervorming van de universiteiten. Dit leidde tot talloze studentenprotesten. Om hun eisen kracht bij te zetten worden bezettingen geïntroduceerd. Die van het maagdenhuis (het bestuursgebouw van de UvA) is hier het bekendste voorbeeld van.
De daaropvolgende decennia lieten met golfbewegingen uitingen van studentenactiviteiten zien. Met als hoogtepunt de jaren tachtig en begin jaren negentig. De student op de barricade voor haar rechten. Daarna werd het alsmaar stiller.
Slecht imago
Zijn de maatregelen dan verdwenen? Nee. Nog steeds komt de regering met impopulaire beslissingen. We vrezen allemaal voor Plasterks harde knip en worden ook niet blij van het collegegeld dat ieder jaar verhoogd wordt. Maar waarom komen we dan niet massaal in actie?! Volgens, oud LSVb-bestuurslid (‘96-‘97) en tegenwoordig docent pedagogiek en hoofd Studium Generale, Joost de Bruin protesteren studenten en haar vakbonden niet minder dan vroeger. Maar minder publiekelijk, meer rond de tafel. Onder andere vanwege het slechte imago van de ‘studentactivisten’ twintig jaar geleden. Hij herinnert zich een protestactie ‘begin jaren negentig’ waarbij hij als educatiestudent aanwezig was. ‘Ik weet niet precies waar het over ging, maar ik weet wel dat er een groep studenten op een gegeven moment het spoor opgelopen is. Toen ik die avond vervolgens het nieuws bekeek, berichtte de NOS niet zozeer over het doel van de actie, maar werden vooral de gedupeerden in beeld gebracht. Mensen die hun vliegtuig hadden gemist omdat ze niet met de trein konden, dat soort voorbeelden.’
Jonge intellectuelen afgeschilderd als ontevreden kind dat gaat schoppen als zij haar zin niet krijgt. Vakbonden willen serieuzer genomen worden. Om die reden kiest de LSVb nu liever voor mediagenieke ‘ludieke’ acties. Grappige YouTube filmpjes tegen de harde knip of bijvoorbeeld de uitreiking van de gouden kaartenbak voor huisjesmelkers. János Betkó, vice-voorzitter van de LSVb: ‘Je kunt inderdaad zeggen dat we meer een lobbypartij zijn geworden.’
Niet zwart-wit
Studenten bereiken via ludieke acties. Nemen jonge intellectuelen het wel en wee van de student dan minder serieus. Zijn we oppervlakkiger? ‘Juist niet’, vindt Joost de Bruin. ‘Als ik naar mijn huidige studenten kijk, vind ik ze niet oppervlakkig. Ze zijn eerder op een andere manier betrokken. Wat breder en maatschappelijker.’ Voor schrijver Jan ter Laak is ‘oppervlakkig’ ook wat kort door de bocht. ‘De studentenopstanden uit mijn tijd, hadden een ideologische inslag. Het ging toen niet goed met Nederland en de verzuiling. Nu spelen dit soort thema’s veel minder. Studenten houden zich nu met bredere, verschillende onderwerpen bezig. Het is niet meer zo zwart-wit als vroeger. We kennen geen algemene opvatting meer.’
Volgens de oud-activist zitten er nu veel meer haken en ogen aan standpunten. ‘Je kunt wel actievoeren tegen de oorlog in Irak, maar je bent tegelijkertijd ook niet voor de regering van Sadam. Of actueler: je kunt je wel uitspreken tegen de bezetting in de Gaza, maar zet je ook weer niet vierkant achter de Palestijnen.’ Volgens Ter Laak is het bovendien niet handig om standpunten van een kleine groep openbaar te maken. ‘Dan krijg je tijdens zo’n demonstratie zoveel tegenstanders.’
Protesteren
Niet oppervlakkiger dus, maar waarom merken we dan zo weinig van de publieke opinie van de student. János Betkó wijst op de recente grote landelijke demonstraties en bezettingen. ‘In 2002 demonstreerden nog tienduizend studenten in Amsterdam tegen een bezuiniging van vierhonderd miljoen op de onderwijskwaliteit. En de laatste bezetting van het Maagdenhuis stamt uit 2005. Dus we doen het nog steeds hoor.’ Wel geeft hij toe dat deze acties niet te vergelijken zijn met de protesten twintig jaar geleden. ‘Ze zijn inderdaad niet zo fel.’
‘Maar dat’, hamert Ter Laak ‘heeft te maken met het tijd waarin we nu zitten. Studenten hebben minder te klagen.’ Betkó beaamt: ‘We hebben eindelijk een minister die luistert dus de meeste meningsverschillen kunnen rond de tafel uitgevochten worden.’ Daarnaast heeft de politiek ook geleerd van de roerige jaren en verpakt minister Plasterk tegenwoordig zijn plannen veel beter, vinden De Bruin en Betkó. Nu worden harde maatregelen over een paar jaar uitgesmeerd. Geen verhoging van het collegegeld in een keer, maar verspreid over drie/vier jaar. Studenten voelen dit minder in hun portemonnee. En toekomstig studenten die echt de dupe zijn, zitten nog op middelbare school. De huidige generatie voelt zich niet aangesproken, terwijl de volgende generatie zich hier nog niet mee bezig houdt.
Bovendien stuitten rellende studenten tegenwoordig nog op een praktisch punt: ‘Bij de laatste bezetting van het Maagdenhuis in 2005 zijn alle honderdvijftig studenten opgepakt en vervolgens twee nachten vastgehouden onder antiterreurwet. Een doorsnee student kan zich anno 2009 niet meer permitteren om twee dagen geen colleges te volgen’, vertelt Betkó.
Studiedruk
En dat lijkt misschien een slap excuus, maar volgens Joost de Bruin beïnvloedt juist die onderwijswetgeving de mogelijkheden. ‘De actievoerders uit de roerige jaren, hebben allemaal een jaar of zes, zeven over hun studie gedaan. Genoeg tijd dus om je intensief bezig te houden met acties. Tegenwoordig wordt er zo op gehamerd dat je je studie in vier jaar moet afronden. Studenten hebben kortweg geen tijd om echt actief te protesteren.’
‘Maar, we zijn het heus niet verleerd’, aldus Betkó, ‘Stel dat er weer eens een drastische maatregel komt, de ov-jaarkaart wordt bijvoorbeeld morgen afgeschaft. Dan staan we er weer hoor. Met z’n allen. Dat weet ik zeker. We krijgen er nu alleen de kans niet voor. En dat is op zich een teken dat het best goed gaat met de huidige student.’