Afslanking van het management, meer contacturen, de gemeenschappelijke propedeuse op de helling en het college van bestuur uit de ‘ivoren toren’ en meer de faculteiten in.
Dit is een greep uit de aanbevelingen van het rapport ‘Focus op onderwijs’ van de Commissie-Gispen dat op de interne HU-site Sharepoint is gepubliceerd.
Naar aanleiding van de lage scores van de HU in de Keuzegids en Nationale Studentenenquête sprak de commissie de afgelopen maanden met studenten, docenten en management van opleidingen die matig presteren. Hieruit destilleerde de commissie, die onder leiding staat van oud-rector magnificus Willem Hendrik Gispen (foto) van de Universiteit Utrecht, HU-brede adviezen voor verbetering van het onderwijs.
Binnen de HU bestaat een ‘top down-bestuursmodel’ waarbij docenten en studenten uitvoerders zijn en niet echt meedenken, signaleert Gispen. Door ‘overgeorganiseerdheid’ en ‘hang naar centralisatie’ bij het college, de faculteiten en instituten ‘dreigt het managen belangrijker te worden dan het onderwijzen’. Om de afstand tussen het onderwijs en leidinggevenden te verkleinen adviseert de commissie om het management af te slanken (hij noem instituutsdirecteuren en teamleiders) en zelfsturende docententeams in te stellen.
Het college dient zich meer bezig te houden met de grote lijnen, zoals onderwijsvernieuwing en de positionering van lectoraten, en de invoering van beleid over te laten aan de faculteiten. Een ‘storende factor’ is daarbij dat het beleid ‘niet altijd even helder landt’ bij de faculteiten. Daardoor heeft de HU problemen met het implementeren ervan en dat leidt tot ‘onduidelijkheid en onnodige afstand’ tussen college, faculteitsdirectie en de werkvloer.
Ook is er een erg volle bestuurlijke agenda: ‘De HU wil vaak te veel, waardoor de aandacht versnipperd raakt en veel, op zich goede, bedoelingen tussen wal en schip belanden.’ Maak keuzes in speerpunten, stelt de commissie. ‘Maak niet voortdurend nieuw beleid, maar voer voorgenomen beleid uit.’ Zo zijn de ambities op het gebied van onderzoek en internationalisering te hoog gegrepen en gaan zij ten koste van het aanpakken van de problemen in het bacheloronderwijs, vindt Gispen. Hij beveelt aan om eerste het onderwijs op orde te brengen.
Docenten voelen zich vaak niet als professional gewaardeerd, merkt de commissie op. Zij moeten meer carrière kunnen maken in het onderwijs (naast onderzoek en management). Daarom zou er een onderwijscentrum moeten komen waarin zij zich verder kunnen bekwamen. De taken van de studieloopbaanbegeleider (SLB) worden verschillend ingevuld. Sommige docenten ambiëren die rol niet of hebben geen tijd hiervoor; wat leidt tot onvrede bij studenten. Hier moet nog eens goed naar gekeken worden.
Studenten ervaren het onderwijsklimaat regelmatig als onvoldoende stimulerend. Bij veel opleidingen vragen studenten en docenten om meer contacturen. Aan de andere klant zijn er klachten over het gedrag van studenten: jassen aan tijdens colleges, meeliften tijdens projecten en veel onnodig e-mailverkeer. Om de communicatie tussen studenten en docenten te verbeteren, stelt Gispen voor om voor alle docenten per week anderhalf uur in te roosteren voor een spreekuur.
Aan de gemeenschappelijke propedeuses die bij sommige faculteiten en clusters van opleidingen bestaan, kleven volgens Gispen enkele bezwaren. Het leidt tot massaliteit en studenten missen de verdieping van de gekozen opleiding. De commissie oppert om dergelijke propedeuses te heroverwegen. In ieder geval moet de eigen studie voor de studenten herkenbaar zijn, terwijl gezamenlijke onderdelen van het eerste jaar door eigen docenten gegeven dienen te worden.
De commissie stuitte bij een aantal opleidingen op verschillende gradaties van een gevoel van ‘onveiligheid’: zowel medewerkers als studenten durven niet te zeggen wat ze van bepaalde zaken vinden. Een foute boel want in een professionele organisatie moet opbouwende kritiek mogelijk zijn, meent Gispen.
Woensdag 22 juni presenteert de commissie haar rapport in zaal 1B1 van de faculteit Economie en Management. De bijeenkomst is voor iedereen toegankelijk en duurt van 15.30 tot 17.30 uur.