De timing was onberispelijk. Met de vriendengroep van mijn internationale middelbare school hadden we een reünie. En wel in Denemarken op de dag dat de clubs weer opengingen.
Magnus uit Litouwen had ik sinds graduation in 2015 niet meer gezien. De laatste ontmoeting met Peter uit Noorwegen was vijf jaar geleden. En dan Gökçe uit Turkije, Nick uit Schotland en Sam uit Engeland was ik ook al drie jaar uit het oog verloren. Met deze jongens – en Janieke uit Nederland – vormden we de beruchte Cabin Crew. Iedere vakantie trokken we met elkaar naar een hutje in de bergen. Toentertijd woonde ik in Noorwegen en zat ik op een internationale school.
Ondanks al die verstreken tijd zonder contact raken Nick en ik eind deze zomer aan de praat. Het onmogelijke blijkt mogelijk: binnen de kortste keren is er een reünie gepland. Nick woont in Kopenhagen dus daar zouden we afspreken. Wisten wij veel dat de Deense regering precies het weekend van onze komst had besloten dat het coronavirus niet langer bestond.
Om één uur ’s nachts op de donderdag zwengelen we goed aangeschoten over de Deense straten. De fles gin die Janieke en ik luttele uren daarvoor meenamen uit Nederland is al op en nu zoeken we een feestje. Dan botst Peter tegen een wazig ogende Noor aan. ‘Waar kunnen we dansen?’ vragen we. Wankelend op zijn voeten wijst de jongen verder de straat in. ‘Daar’, weet hij uit te kramen, ‘De Irish Pub. Mijn vrienden zijn er nog maar ik ben te dronken.’
‘Kassa’, denken wij. De blonde jongen verzekert ons dat hij veilig thuiskomt. Even later hebben we de pub gevonden, die een megadisco blijkt te zijn. Rookmachines, hossende mensen en enkel een rijbewijs als toegang; het is gewéldig. Swingend vallen de stressvolle maanden vol coronamaatregelen van onze schouders af. Wat een bevrijding. Dit bestaat dus nog!
De volgende avond is het weer raak. En de nacht daarna weer. Op zondag zeggen we elkaar gedag en reist iedereen uitgeput weer een andere kant op. Schorre stem, verkouden en een aanhoudende hoofdpijn: het was het allemaal waard.