In oude huizen tocht het en veel nieuwbouw is juist weer slecht geventileerd. Mensen krijgen daar hoofdpijn van. Studenten Damion en Diede zochten een oplossing en verrasten zelfs hun docenten met hun onderzoek. ‘We mogen best wat meer pronken.’
Damion van den Bogaard (21) en Diede Wiegerinck (21) zijn niet zomaar studenten Werktuigbouwkunde. Ze hebben zich gespecialiseerd in een techniek die luchtstromen en het binnenklimaat meet in gebouwen, een techniek waar zelfs hun docenten weinig vanaf weten. Om hun kennis door te geven aan volgende generaties en ze te enthousiasmeren voor het vak, werken Damion en Diede naast hun studie als studentassistent:
Waarom was jullie project zo belangrijk?
Damion: ‘In een gebouw heb je te maken met tocht, waardoor warmte verloren gaat. Daarnaast ontstaat er, doordat we ademen, ook CO2 die kan zorgen voor allerlei kwalen als hoofdpijn. Dit alles noemen we ‘discomfort’ in vakjargon. Het is een probleem waar gebouwen al lang mee kampen en waar nog niemand echt een goede oplossing voor heeft gevonden.’
Diede: ‘Met onze testopstelling wilden we kijken waar die discomfort ontstond en hoe we dat konden reguleren.’
We bouwden een huiskamer
Damion: ‘Eerst bouwden we een huiskamer na in het echt, hier in het energy lab aan de Padualaan 99, compleet met meubels en een balkon. Een convector, een soort verwarmingselement, en een ventilatorsysteem moesten de lucht- en warmtetoevoer van een echt gebouw nabootsen.’
Diede: ‘De kamer hing vol met meetapparatuur, zodat we konden zien waar het discomfort vandaan kwam en hoe dat er uitzag. Maar ook: wát moeten we eigenlijk meten en waar moeten die meetpunten komen? We maakten deze testkamer vervolgens na op de computer, ook wel Computional Fluid Dynamics (CFD) genoemd.’
Huiskamer op de computer
Damion: ‘Die twee bevindingen, van de computersimulatie en de fysieke testopstelling, hebben we uiteindelijk met elkaar vergeleken. Deze testmethode noemen wij de Digital Twin. Hieruit bleek dat de twee testresultaten vrij goed overeenkwamen.’
Diede: ‘Het doel van ons onderzoek was om de testkamer op de computer (de CFD) zo nauwkeurig mogelijk te maken. Fysiek testen is dan niet meer nodig is, omdat je al weet wat de uitkomst zal zijn. Vervolgens hopen we ook met passend advies te komen om het discomfort op te lossen, zoals met bepaalde ventilatieboxen. Dat is nogal lastig, want elk gebouw is anders en heeft een specifieke oplossing nodig.’
Damion: ‘Maar zover zijn we nog niet gekomen. We focussen ons nu vooral op het verbeteren van ons product, namelijk de computersimulatie als testmethode.’
Het liep uit de hand
Hoe zijn jullie aan dit project begonnen?
Damion: ‘Zo’n anderhalf jaar geleden moesten we voor een schoolopdracht gebruik maken van de CFD.’
Diede: ‘De docenten zeiden: “Jongens, dit is iets nieuws, doe er wat mee!” Ze legden een aantal cases voor waarmee de klas aan de slag ging. Ons groepje, we begonnen in eerste instantie met z’n drieën, koos voor ventilatieboxen en een convector op een lage temperatuur. Anderen kozen bijvoorbeeld voor vloerverwarming of alleen een convector.’
Damion: ‘We waren zó enthousiast dat het een beetje uit de hand liep. We gebruikten lasers om de luchtstromen binnen een kamer te zichtbaar te maken. Dat was tot dan toe nog nooit gedaan, dus de docenten waren flink onder de indruk.’
Diede: ‘Je kan het een beetje vergelijken met een discotheek, waarbij rook zichtbaar wordt door middel van lampen en lasers. Hier deden we eigenlijk hetzelfde, maar dan voor onderzoek en niet om te feesten.’
Zestig uur per week
Hoe vonden jullie elkaar?
Diede: ‘We kenden elkaar van het tweede jaar en konden gelijk goed met elkaar overweg. We waren allebei gemotiveerd en bereid om lange dagen te maken. In principe ben je gemiddeld veertig uur per week kwijt aan deze studie, maar bij ons is dat eerder zestig. We werden ook wel labraatjes genoemd.’
Damion: ‘We zijn ook op dezelfde manier op deze studie terecht gekomen, namelijk door onze vaders, die toevallig allebei Edwin heten. Ze zitten beiden in de installatietechniek en maakten ons enthousiast voor het vak’.
Diede: ‘We vullen elkaar ook goed aan. Ik had meer ervaring met fysiek testen: Waar en hoe test je? Hoe noteer ik de data? Dat vond ik vroeger tijdens natuurkunde al leuk. In de testruimte nam ik dan ook gelijk de leiding. Damion is meer van de computersimulaties en de details. Alles moet van hem op de pixel nauwkeurig nagebootst worden.’
Ook nog studentassistent
Jullie zijn nu ook studentassistent, hoe is dat zo gekomen?
Damion: ‘De docenten waren zo enthousiast dat ze ons vroegen om onze kennis te delen met studenten uit de jaarlagen onder ons. Die lasers, dat had nog nooit iemand gedaan. En het vergelijken van een simulatie en een fysieke testopstelling was ook vrij nieuw. We waren dus experts op dat gebied. Daarnaast begeleiden we derdejaars en tweedejaars tijdens hun stage.’
Diede: ‘We vormen daarmee geen concurrenten van de docenten hoor. Als student hebben we een andere blik op een probleem. Dingen die zij heel logisch vinden, vinden wij niet logisch. Daarnaast is de drempel, vooral voor eerstejaars, lager om met een vraag op ons af te stappen dan op een docent.’
Damion: ‘We proberen onze studie-ervaring te delen met de volgende generatie studenten, zodat zij niet nogmaals dezelfde fouten maken.’
Hecht clubje
Hoe combineren jullie het allemaal?
Diede: ‘Werktuigbouwkunde is onze passie, dus dan heb je er ook veel voor over. We hebben nauwelijks een leven naast onze studie en werk als studentassistent. Het is al een pittige opleiding. Studenten die een beetje aanpoten en het ‘wel leuk’ vinden, merken al snel dat het te intensief is en stoppen er dan mee. Natuurlijk gaan we wel eens naar een borrel, maar maximaal een of twee keer per week, anders red je het gewoon niet.’
Damion: ‘Een tweede doel van de studentassistenten is dan ook ervoor te zorgen dat eerstejaars aangehaakt blijven, want de helft schrijft zich uit omdat ze de hoge studielast hebben onderschat.’
Diede: ‘Omdat we hier zo veel tijd aan besteden, ontstaat er wel een hechte community. Het is een klein clubje. Iedereen kent elkaar en weet van elkaar waar ze mee bezig zijn.’
Hbo-held van het jaar
Jullie stonden ook in de finale voor Hbo Held 2024. Hoe was dat?
Diede: ‘Heel vet. Technici zijn een heel bescheiden volk; we lopen niet te pronken met wat we allemaal aan het doen zijn. Dus het feit dat er überhaupt werktuigbouwkundigen op dat podium stonden is al een mooie erkenning vanuit onze docenten.’
Damion: ‘We zijn nuchter. “We hebben dit en dat gedaan, zo moeilijk is dat niet toch?” Maar eigenlijk is het bijzonder wat wij doen. Je hoort altijd dat er tekorten zijn in de techniek, dus een beetje reclame is welkom. We hebben iedereen nodig om naar een mooie technische toekomst te gaan.’
Diede: ‘Ja. We mogen best wat meer pronken.’