Hij is er toch gaan staan, midden op de Dam in de hoofdstad bij de demonstratie tegen racisme. Na lang twijfelen besloot HU-student Ibrahim Kumcu uiteindelijk toch zijn stem te gebruiken. ‘Stilzitten is geen optie meer, dan laat ik het afweten voor de doelgroep waarvoor ik sta.’
Daags na de demonstratie bel ik met Kumcu. We hebben het over de wereldwijde demonstraties tegen discriminatie en racisme, en over George Floyd die door een politieagent om het leven werd gebracht. Eerst twijfelde Kumcu nog of hij zijn stem moest laten horen. Hij vroeg zich af of het invloed zou hebben op zijn toekomst. Of het hem mogelijk parten ging spelen bij het zoeken naar een baan. Toch ging hij naar de demonstratie in Amsterdam.
‘Ik wilde een statement maken’, zegt Kumcu over zijn aanwezigheid bij de demonstratie. ‘Dit is niet alleen een probleem in Amerika, bij ons gaat het ook niet goed. Dat blijkt wel, als er in korte tijd vijfduizend man naar de hoofdstad komt in tijden van corona. Mensen herkennen zich in het verhaal en raken geëmotioneerd, net als ik.’
Na de demonstratie in Amsterdam kreeg hij gemengde reacties. Sommigen negatief omdat hij geen rekening zou houden met de coronamaatregelen. ‘Ik zet tijdens mijn stage, waarin ik met kwetsbare burgers werk, alles op alles om corona te bestrijden en nu moest ik verdedigen waarom ik daar stond. Ik vertel dan dat dit probleem zo belangrijk is dat ik mijn leven op het spel durf te zetten om te demonstreren. Gelukkig kreeg ik veelal positieve reacties.’
‘Nu kun je opstaan’
Ook veel medestudenten, al dan niet met een donkere huidskleur, stuurden berichten naar Kumcu. Voor hen heeft hij één boodschap: ‘Nu kun je opstaan. Ik besef dat er veel HU-studenten met een kleur keihard bezig zijn met hun studie. Die willen niet ook nog een keer met zo’n situatie bezig zijn. Maar het is van belang dat ze hun stem laten horen. Sta op, doe het voor je kinderen en kleinkinderen. Geef je mening, hoe ongenuanceerd ook. Doe het wel want het is van belang. Sorry, ik merk dat ik sneller praat, want het raakt me. Ik spreek echt vanuit mijn hart nu.’
‘Er moeten meer zwarte mensen aangenomen worden in beslissende functies’
Kumcu kijkt als student en als fractievoorzitter van @HU kritisch naar de hogeschool en haar medewerkers. Hij vindt dat er veel meer diversiteit mag zijn en vraagt zich af of er binnen de HU ook etnisch wordt geprofileerd. ‘Woedend was ik, toen ik hoorde dat de Belastingdienst inderdaad etnisch profileerde. Als dat kan bij zo’n groot instituut, kan dat dan ook bij de HU zo zijn? Als ik naar de top kijk, zie ik dat vrouwen goed vertegenwoordigd zijn, maar de top is blank. De HU moet eens kritisch naar zichzelf kijken. Het is tijd voor zwart privilege: er moeten meer zwarte mensen aangenomen worden in beslissende functies.’
Het is belangrijk dat de top meer diversiteit toont, zegt Kumcu. ‘Ook voor mijn mede kleurlingstudenten, die zich soms niet welkom voelen op bijvoorbeeld een borrel van een studievereniging. ‘Men heeft het gevoel: ik kan er wel naar toe, maar echt contact en er echt bij horen, komt er niet van.’
‘Het is meer dat ze je tolereren, zo van: jij bent oké. Jij bent anders dan andere Turken’, vertelt Kumcu verder. ‘Ik merk dat jongeren met een kleur of migratieachtergrond zich niet getrokken voelen om deel te nemen aan de ‘zuipcultuur’ die bij jongeren heerst. Vaak wordt er vanuit de verenigingen een verwijt gedaan naar deze studenten omdat ze niet deelnemen aan borrels, maar tegelijkertijd heerst er niet echt een inclusieve sfeer. Terwijl wij daar ook mogen zijn en wij ook hard bezig zijn met onze studie. Nu hoor ik vaker: wij horen er ook bij!’
‘Heb jij niet nog een neefje die mijn haren kan knippen?’
Zelf heeft Kumcu ook te maken met racisme. ‘Ik heb wel duizend voorbeelden.’ Hij vertelt een recente, van toen de kappers nog dicht waren door de coronamaatregelen. ‘Mijn vader heeft een eigen topbedrijf en mijn moeder een baan in de zorg. Toch krijg ik tijdens corona de opmerking: “He, Ibrahim! Heb jij niet nog een neefje die mijn haren kan knippen?” Dat klinkt normaal en grappig, maar het is dus niet meer grappig. Het komt te vaak voor. Niemand is zich ervan bewust wat zo’n opmerking doet.’
Hij vertelt verder, over een vriend van hem ‘met een migratie-achtergrond die aan de HU heeft gestudeerd en cum laude is geslaagd. Vier maanden terug stuurde hij 312 sollicitaties de deur uit. In totaal kreeg hij 32 reacties, waar twee gesprekken uit zijn gekomen. Beide gesprekken mochten niet baten.
Als ik dit verhaal vertel aan “blanke vrienden” krijg ik vaak reacties in de trant van: het is waarschijnlijk geen volledig verhaal. Er zal vast wel detail missen waardoor hij 312 keer wordt afgewezen. Maar dit is geen incident. Wat er met George Floyd is gebeurd, is niet alleen het probleem van Amerika, wij “nieuwe Nederlanders” hebben in de praktijk ook dagelijks met racisme te maken.’
Kan ik mij hierin mengen?
Ik hoor de pijn in de stem van Kumcu tijdens het interview. Wat hij zegt, ontroert mij. Tegelijkertijd vertel ik hem, met lood in de schoenen, dat ik onzeker ben over dit onderwerp. Dat ik twijfel of ik hierover mee mag praten als jonge, blanke vrouw die nog nooit met enige vorm van racisme te maken heeft gehad. Het voelt daarom misplaatst om mij te mengen in deze discussie. Ik luister en kijk mee naar het nieuws vanaf de zijlijn. Probeer nieuwe dingen te leren over discriminatie en kijk daarin ook kritisch naar mijzelf. Maar toegegeven: ik weet niet wat ik verder kan/mag doen, en dat voelt onwetend. Dus ik leg mijn overpeinzingen voor aan Kumcu.
‘Het is juist fijn dat je ernaar vraagt’, vertelt hij dan, gelukkig maar. ‘De dialoog moet aangewakkerd worden. Ook bij blanke studenten. Deel je mening of zeg dat je niet echt een mening hebt. Ik kijk ook om mij heen en ik heb vrienden om mij heen die normaal overal een mening over hebben. Maar ik let op ze. Ik heb hun stilte echt wel door. Wie durft er iets te zeggen en wie zegt er bewust niets? Het zou voor mij een winst zijn dat jij beter gaat begrijpen hoe het zit. Dat je mijn gevoel beter kunt plaatsen. We weten dat we dit probleem niet zelf op kunnen lossen, we hebben jullie nodig.’