De school stroomt over! Driehonderdenzestig eerstejaars
erbij: dat doet wat met de gangen van de faculteit communicatie en
journalistiek. Onzekere net-af-middelbare-scholieren kijken waar ze heen moeten
en krijgen het al benauwd bij de gedachte binnen nu en drie weken een officieel
interview af te moeten leggen.
Nou, zo voelde ik me ook vorig jaar. Mijn allereerste interview, dat ik al
hield voordat ik zelfs wist dat ik journalistiek ging studeren, verliep namelijk
niet helemaal zoals gepland. Dat
interview hield ik voor weekblad de Scherper, plaatselijke trots van de
gemeente Heusden. De hoofdredactrice deelde de onderwerpen uit: ‘Er is een
rouwbeurs in Vlijmen.. Jette, zou jij het leuk vinden om daar naar toe te gaan?’.
Een rouwbeurs? ‘Ja, dat is toch leuk als onze jongste redacteur naar een
rouwbeurs gaat, dat lijkt me echt het toppunt van ironie.’ Absoluut. Dus ik
naar een rouwbeurs.
Ik heb een afspraak met Gerard. Gerard organiseert de rouwbeurs en wilde best ‘mee
dè vrouwke van dè krantje – Vlijmen ligt in Brabant – praoten’. Maar als ik
aankom bij het buurthuis is de fotograaf er – die er gezellig bij komt zitten –
én een André Rouvoet-achtig persoon. Toen zat ik opeens met drie mannen van
boven de vijftig aan de koffietafel! Gerard begint te vertellen, maar vraagt
zich halverwege het antwoord af of ik niks moet noteren (o ja, memorecorder!). Na
een middelmatig gesprek over bloemenkransen en de uitvaart top 40, bedank ik de
heren voor hun tijd en pak al demonstratief mijn jas. Gerard onderbreekt me en
vraagt of het misschien handig is om op te schrijven wat hun namen zijn. O ja.
Gerard spelt zijn achternaam in het tempo van een Thalys op topsnelheid:
Nico-Otto-Otto-IJsbrand-Eduard-Nico. De mannen lachen wederom vermakelijk om
mijn verbaasde gezicht en de vraag of dit over kan in normale taal. De André
Rouvout figuur blijkt in het echt toch anders te heten, en voegt daaraan toe
diaken te zijn van de parochie Sint Jans geboorte te Vlijmen. Diaken. What the
f***? Diaken? Vraag ik met mijn meest educatieve en geïnteresseerde blik. De
diaken is uiterst verbaasd, kijkt naar de fotograaf die een lachje wegmoffelt,
Gerard slaat al veelzeggend zijn ogen hoofdschuddend neer. ‘Weet je dat niet
dan?’ vraagt de fotograaf schamper. Nee lul, anders vraag ik het toch niet! Een
diaken is een soort onder pastoor, zegt de diaken, mij daarbij veelzeggend
aankijkend. Ik maak een aha!-gebaar en schrijf ijverig ‘dijake’ op. Rouvoet de
tweede buigt zich over de tafel, kijkt naar mijn gekrabbel en zegt als een ouderwetse
peuterspeelzaalleidster: ‘neeneeneeneenee, het is di-à-kennn’, de n overdreven
uitsprekend. Gerard zucht diep en begint met zijn vingers op de tafel te
roffelen, de fotograaf begint nu medelijden te krijgen en stelt voor maar de
foto te gaan schieten.
Ik heb gehuild op de terugweg. Ik wist nog niet of ik aangenomen was bij
Journalistiek, maar had daar nu allerminst vertrouwen in. Uiteindelijk is het
goed gekomen: ik werd tiende bij de toelatingstoets (ongetwijfeld door mijn
bakken ervaring) en sloot het vak interviewen af met een 7.5. Basta.
Columns