Ik ben al ruim anderhalve week onderweg. Inmiddels heb ik drie steden, twee excursies en twee vliegreizen in kleine vliegtuigjes over de jungle achter de rug.
Trinidad, waar ik eerst vanuit Santa Cruz naar toe ga, is een stad met nauwelijks toerisme. Terwijl er toevallig een groot feest gevierd wordt met kleurige optochten, heb ik het gevoel dat ik de enige buitenlandse ben die er rondloopt. Het vervoer gaat in die stad overigens grotendeels op de motor of bromfiets, dus als ik daar een taxi nodig heb, ga ik achter op een motor en vlij me tegen een Boliviaanse rug aan. Het levert me uiteindelijk een flinke brandwond op aan mijn onderbeen, doordat ik dat fijntjes tegen een hete uitlaat aandruk. “Souvenir uit Trinidad », zeggen verschillende bewoners van die stad gniffelend, om mij vervolgens de littekens op hun eigen benen te tonen. Het zit niet mee, de dagen daarna gaat de wond ontsteken en hypochonder die ik soms ben, fantaseer ik over dodelijke streptokokken en gangreen. In de volgende stad laat ik de wond dus pijnlijk schoonmaken door een doktersassistente. Voorlopig mag ik niet zwemmen. En bij het avondeten moet ik deze week naast mijn malariapil twee reusachtige andere pillen door mijn keel zien te krijgen. Leuk is anders.
Wel genieten is een dagje varen over de rivier de Ibare, la Ruta del Bufeo, een nieuw project van de gemeente om het toerisme te stimuleren. De bufeo is een zoetwaterdolfijn, waarvan een unieke subsoort van een subsoort bij Trinidad rondzwemt. Dat die uniek is, kun je overigens niet echt waarnemen, want de dolfijnen steken nauwelijks hun snuit boven water. Maar het gaat natuurlijk om het idee, nietwaar?
Mijn reisgezelschap bestaat uit een stuk of twaalf televisieverslaggevers die voor de gelegenheid door de gemeente zijn uitgenodigd. Zowel van een nationale omroep als van een paar lokale omroepen. De mannen sjouwen met grote camera’s en statieven rond door het bootje of zitten bovenop het dak te filmen. De vrouwen en de meisjes zitten nijver alles wat de gids vertelt, op te schrijven op hun blocnootjes. De rolverdeling is duidelijk.
Als we ergens aanleggen bij een strandje, hebben ze bedacht dat ik ook wel interessant ben, en moet ik bij de een na de ander voor de camera komen. Een presentator van de nationale omroep interviewt me professioneel, terwijl zijn cameraman me filmt. Een verslaggever van de lokale omroep duwt mij daarna zelf de microfoon in mijn handen, terwijl hij de camera bedient. “Vertel maar gewoon achter elkaar wat je de anderen net hebt verteld”, stelt hij voor.
In het stadje Rurrenabaque, waar ik daarna kom, stikt het juist van de buitenlanders, eigenlijk louter jonge backpackers. Daarvandaan maak ik samen met zes bijzonder aardige jongeren een driedaagse excursie naar de ‘pampas’, een tocht over de rivier en slapen in hutten. Ik weet niet wat ik meemaak; in de rivier stikt het van de alligators en kaaimannen, die soms van de schrik hun kaken ongeveer tegen ons smalle houten bootje laten klapperen. Verder zie ik dolfijnen, capihuaras (enorme knaagdieren ter grootte van flinke varkens), apen, schildpadden en vele soorten vogels zoals condors, arenden en toekans. We gaan op wandeltocht, waar we een aantal anacondas zien. We vissen op piranhas. Zwemmen met de dolfijnen mogen we ook, terwijl de kaaimannen er loerend omheen draaien, om nog niet te spreken over de piranhas. He, jammer dat ik met mijn brandwond het water niet in mag…