Columns

Gek loopje

Reint Jan Renes is lector Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein en blogt op deze plek regelmatig over zijn vakgebied.

Het blijft lastig: sociale wetenschappen en onderzoek naar geluk. In de afgelopen weken werden diverse geluksstudies gepubliceerd. Studies die bijvoorbeeld aantoonden dat Nederlanders (net na Finland en Denemarken) tot het gelukkigste volk op aarde behoren. Andere studies suggereerden dat mensen gemiddeld een klein beetje ongelukkiger worden als ze kinderen krijgen. Een recente metastudie stelde juist dat het allerminst zeker was dat kinderen krijgen ongelukkig maakt. Ouders die vijf keer per daags werden ‘opgepiept’, rapporteerden gemiddeld positievere gevoelens dan kinderlozen.

Bij het lezen van dit soort resultaten bekruipt mij vaak een ongemakkelijk gevoel. Wie zijn deze mensen die zo goed weten wat geluk is? Wat maakt dat zij zoiets complex als ervaren geluk kunnen terugbrengen tot een gestandaardiseerde gemiddelde? Geluk is subjectief zegt Ruut Veenhoven, emeritus hoogleraar geluksonderzoek aan de Erasmus Universiteit. De beste vraag om geluk te meten is volgens hem dan ook een subjectieve: hoe tevreden bent u met uw leven? Als dit de beste manier is dan zegt dit veel over de waarde van geluksonderzoek. Alsof je met een houten hengel een walvis probeert te vangen.

Ook hoogleraar sociale psychologie Ap Dijksterhuis van de Radboud Universiteit in Nijmegen onderzoekt sinds kort geluk. Hij probeert samen met zijn team een onbewuste maat te ontwikkelen die meet hoe gelukkig iemand is. Alle bestaande maten voor geluk zijn vragenlijsten, maar stelt Dijksterhuis het probleem is dat mensen niet goed inzicht hebben in hun eigen psyche. Bovendien kunnen ze makkelijk zeggen dat ze veel gelukkiger zijn dan ze daadwerkelijk zijn. Samen met zijn studenten bedacht hij onder anderen dat aan de manier waarop iemand loopt – hoe rechtop, hoe kwiek – wellicht te zien valt hoe gelukkig diegene is. Dus in plaats van aan u te vragen of u gelukkig bent, registreren we vanaf nu uw loopje. Heeft u een kwiek loopje, dan bent u gelukkig.

Geluksonderzoek zegt helaas vooral veel over de methodische armoede binnen de sociale wetenschappen. Een discipline waarin complexe, rijke en gelaagde ervaringen te vaak worden teruggebracht tot saaie, eendimensionale gestandaardiseerde variabelen. In plaats van onze neiging tot simplificeren te onderdrukken en de boeiende complexiteit te omarmen, vérarmen we de werkelijkheid tot iets wat we wel kunnen begrijpen (‘geluk is verhoogde activiteit in de linker prefrontale cortex’). Niet omdat we nieuwsgierig zijn naar de realiteit, maar omdat we het willen beteugelen. Kijk eens hoe knap, wij hebben geluk gemeten.

Als het om geluk gaat – en vergelijkbare fenomenen als liefde en vertrouwen – moeten we stoppen met zoeken naar gemiddelden en fysieke reacties. Daarmee doen we geluk (en onszelf) te kort. Geluk is geen optelsom van eendimensionale, universele ervaringen, maar een unieke, persoonlijke lappendeken van op zichzelf staande momenten en herinneringen. Momenten en herinneringen die niet zijn te standaardiseren en zich gelukkig al helemaal niet laten vastleggen in één vraag, een hersenscan of een gek loopje.