Van 19 t/m 25 mei zijn er verkiezingen voor de medezeggenschapsraden. Joost Ansems stelt zichzelf opnieuw kandidaat voor de Hogeschoolraad – niet langer voor de fractie HU+ maar onder eigen vlag als HUdoc. Hij vertelt over het waarom van zijn overstap.
Gedurende mijn hele zittingstermijn heb ik me hardgemaakt voor optimale professionele ruimte. Voor minder centralisatie en minder bureaucratie. Dat is altijd de leidraad geweest voor mijn stemgedrag. De HU stuurt naar mijn mening te veel op het HOE via diverse regels, afspraken en formats. De ruimte binnen de opleidingsteams komt daarmee sterk onder druk te staan. Die tendens neemt zelfs nog toe in het strategisch manifest ‘De HU in 2020’. Het InHolland-effect ijlt nog in volle kracht na.
Het laatste jaar heb ik gemerkt dat mijn stemgedrag binnen de Hogeschoolraad steeds vaker afweek van dat van de andere HU+-fractieleden. De Hogeschoolraad – inclusief ‘mijn’ fractie HU+ – is in hoofdlijnen steeds meegegaan met de beleidsvoorstellen van het College van Bestuur. Wel werden er doorgaans kritische kanttekeningen bij geplaatst, maar dat deed aan de besluiten weinig tot niets af. Ik heb me vaak afgevraagd of er iets in de besluitvorming van de HU anders zou zijn gegaan als er geen Hogeschoolraad was geweest. Enkele punten en komma’s zijn veranderd, maar de koers en de besturingsfilosofie van de HU als zodanig zijn niet wezenlijk beïnvloed.
Verder heb ik me de afgelopen twee jaar enorm gestoord aan de overvloed aan dossiers en documenten waar we ons als raad doorheen moesten bijten. Daardoor kwamen we veel te weinig toe aan interactie met ‘de achterban’. Ook binnen mijn fractie heb ik tevergeefs gepleit voor prioriteitstelling en veel meer interactie met de HU-medewerkers, bijv. door het regelmatig uitzetten van polls over belangrijke kwesties (waar nu de gemiddelde HU-medewerker nog nauwelijks weet van heeft).
Dit alles betekent dat ik me voor de nieuwe verkiezingen niet onder de vlag van HU+ verkiesbaar wil stellen, maar onder een eigen vlag wil varen: die van HUdoc. Mijn fractie stelt de docent en de opleiding centraal. Ik wil dat de opleidingsteams veel meer mandaat krijgen op inhoudelijk, didactisch en organisatorisch gebied. Een grote hogeschool blijft naar mijn overtuiging het best bestuurbaar als de kleinste eenheden veel regelruimte krijgen, en de centrale sturing beperkt blijft tot het hoogst noodzakelijke. Daarvoor moet het College van Bestuur wel durven vertrouwen op de eigen professionals.
Dat de docent van de toekomst nog meer dan voorheen moet blijven leren, zal niemand in twijfel trekken. Ik hecht echter meer waarde aan informeel leren (leren van elkaar) dan aan het behalen van allerlei certificaten. Ik geloof niet dat er één instituut is dat de norm voor alle HU-opleidingen kan bepalen via certificering. Ook niet ons eigen expertisecentrum van de Faculteit Educatie.
Door het onderwijsondersteunende personeel te ontvlechten (dus hiërarchisch onder te brengen bij de stafdiensten) krijgen de opleidingen minder invloed op de door hen gewenste ondersteuning. Wat HUdoc betreft, krijgen de opleidingen veel meer invloed op de wijze waarop zij ondersteund willen worden. Hoe kan een team resultaatverantwoordelijk worden als er zo weinig regelruimte is?
De Hogeschool Utrecht lijkt een soort superinstituut te willen worden met louter goede tot excellente opleidingen en onderzoeksgroepen die vooroplopen op het gebied van toegepast onderzoek. Dat terwijl de studenttevredenheid al jaren problematisch is, en het de vraag is of onderzoek van hogescholen werkelijk in het algemeen zoveel toegevoegde waarde heeft. Ook hier zie ik ruimte geven aan opleidingen als sleutel: op dat niveau kan het best worden bepaald hoe het onderwijs kan worden verbeterd, en in welke mate en vorm onderzoek toegevoegde waarde heeft voor de beroepspraktijk en de opleiding.
Door me los te maken van HU+ zal ik op eigen kracht mijn plaats in de raad moeten verdienen. Dat risico neem ik graag en vol vertrouwen.