Columns

Is er te veel bureaucratie op de HU?

Gerard Sweep, docent aan de School voor Journalistiek, reageert op het artikel over bureaucratie in Trajectum nummer 2.

Laat ik een lullig voorvalletje van vorige week nemen. Ik wil een voldoende invoeren voor het dossier examen Journalistiek oude stijl, maar ik sta niet op de lijst van examinators, dus ik vraag de administratie mij toe te voegen. Deze meldt mij dat ik het  verzoek moet richten aan mijn leidinggevende. Daarna verloopt de procedure  ongeveer als volgt:

  1. De leidinggevende verzoekt de instituutsdirecteur mij bij de examencommissie voor te dragen als examinator.
  2. De instituutsdirecteur doet het verzoek.
  3. De examencommissie accordeert het verzoek en verwittigt de instituutsdirecteur.
  4. De instituutsdirecteur verwittigt de leidinggevende.
  5. De leidinggevende verwittigt de administratie.
  6. De administratie verwittigt mij.
  7. Ik voer het cijfer in.

Alles bij elkaar opgeteld is dit gauw een uur werk voor een reeks duurbetaalde betrokkenen. De stress bij student (want de tijd drong) reken ik even niet mee.  Gelukkig was het  in een dag of drie geregeld. Best snel dus. Maar voorheen, in het rechtstreekse contact met de administratie, kon het dezelfde ochtend nog en was het hooguit tien minuten werk. Een stuk of vijf  collega’s van mij hadden overigens hetzelfde probleem.

Moeten we niet toch kiezen voor zo’n zware benoemingsprocedure omdat de  zorgvuldigheid dit eist? Moeten we er niet alles aan doen om gesjoemel en wanprestaties te voorkomen?  Op papier is de procedure inderdaad veel zorgvuldiger en betrouwbaarder,  maar materieel maakt het weinig uit. Ik kan me natuurlijk bij een argeloze administrator laten registreren voor een cursus die ik niet geef, teneinde een voldoende in te voeren voor een bevriende of goed betalende student.  Maar als ik een cijfer invoer, is dit wekenlang  zichtbaar voor de collega’s die deze cursus wél geven en mijn actie blijft traceerbaar tot in de eeuwen der eeuwen, dus ik kijk wel uit. Als ik wil sjoemelen , doe ik het wel in mijn eigen cursussen.

Heeft de zware benoemingsprocedure van examinatoren dan geen enkel praktisch effect? Toch wel, het effect is namelijk dat de eerste verantwoordelijkheid bij de direct betrokkenen komt te liggen. Als er onverhoopt iets dramatisch misgaat en de pleuris uitbreekt (zo vaak gebeurt dit nu ook weer niet), hebben de bestuurders  er alles aan gedaan om de zaken in goede banen te leiden. De verantwoordelijkheid berust dan bij de lokale leidinggevende, de lokale examencommissie en  de lokale docent. Bij mij dus.

In voorkomende gevallen word ik daar ook nadrukkelijk op gewezen. Ik voer regelmatig cijfers in voor docenten die geen bevoegdheid hebben als examinator omdat ze geen vaste aanstelling hebben. Dat doe ik al jaren, net als mijn collega’s. Nieuw is dat  ik van mijn examencommissie te horen heb gekregen dat ik me goed moet realiseren dat ik hiermee “ook verantwoordelijk én aansprakelijk [ben] voor de deugdelijkheid van die cijfers”.

Als ik hiermee een belangrijke bijdrage zou leveren aan de borging van de kwaliteit van de toetsing, zou ik ermee kunnen leven. Maar ik denk dat het de praktijk nauwelijks verbetert, net zo min als de zwaar opgetuigde benoemingsprocedure voor docenten. Wel is het een hoop zinloos werk en creëert het een cultuur waarin alleen veilige beslissingen worden genomen. En áls er een keer iets goed fout gaat, is het beslist niet uitgesloten dat de ramp zich voltrekt onder de ogen van verantwoordelijken  die zich op de monotone cadans van een eindeloze reeks bureaucratische procedures in slaap hebben laten wiegen.