Van mijn dochter kreeg ik een paar maanden geleden het boekje Bestseller van Paul Sebes. Ik ben er nog niet aan begonnen. Ik had andere prioriteiten. Maar voor deze blog keek ik toch even in de inhoudsopgave van het boekje. In het eerste van de vijf hoofdstukken staan tien tips. Een ervan is ‘Sans gêne: schrijf schaamteloos’.
Ik kon vloeken keurig inhouden voor onze dochters. Zij hielden zich er thuis ook netjes aan en als er toch een vloek uitrolde, zeiden ze sorry. Maar het ouderlijk huis uit en thuis op visite als jonge volwassene was het ineens kut dit en kut dat, als er iets mislukte.
Kut is gewoon een synoniem van shit en er wordt verder niets fysieks mee aangeduid en je moet ook niet een voorstelling van een vagina voor de geest halen.
Onlangs haalde onze dochter haar zoontjes op die bij ons logeerden. Aan tafel zei de driejarige ineens KUT in de wetenschap dat hij het eigenlijk niet mocht zeggen. Mijn dochter, vroeger een fervent kutzegster, vroeg toen aan hem of hij wist wat het woordje betekende. “Nee”, zei hij. “Het is een lelijk woord en ik wil niet meer dat je dat zegt”, zei ze bestraffend. Een aardje naar haar vaartje.