Prof. dr. Rob Vinke had het vorige week op de Multi Channel-conferentie over generaties. Dat zijn leeftijdgenoten die met elkaar verbonden zijn doordat ze in eenzelfde tijdgeest hebben geleefd. Volgens socioloog Henk Becker zijn generaties herkenbaar, maar niet homogeen en beslaan ze steeds vijftien jaar. En met name tussen hun tiende en vijfentwintigste jaar zijn ze het meest ontvankelijk. In die laatste jaren, als ze in de twintig zijn, leren ze pas echt plannen. Als onze curriculummakers daar nu eens rekening mee zouden houden.
Vincke gaf ook een lijstje van de laatste zes generaties met uitleg en voorbeelden over de meest kenmerkende eigenschap van die generaties, die ik samenvattend tussen haakjes er achter heb gezet.
1925 – 1940 Stille golf (opofferingsgezind)
1940 – 1955 Babyboomers (eigenwijs)
1955 – 1970 Harde werkers (loyaal)
1970 – 1985 Toepassers (pragmatisch)
1985 – 2000 Millennials (alles uitnuttend)
2000 – 2015 Verbinders (verwarmend).
Volgens Vinke vormen de huidige kleine kinderen een briljante generatie. Ze zijn steeds meer gewend aan veranderen en zetten zich er niet tegenaf. Ze passen zich makkelijk aan nieuwe leertechnieken aan, digitaal, direct of op afstand. Vincke eindigde met twee uitspraken: de huidige hbo-student werkt minimaal door tot z’n drieënzeventigste, maar talent is alles en werk is een beperking.