Vroeger
(ja, het wordt weer een ouwe-lul verhaal) was ik mentor van eerstejaars
studenten. Deze studenten waren net aan de middelbare school ontsnapt en het
ouderlijk gezag was in geen velden of wegen meer te bekennen. Om te wennen aan
de nieuwe leeromgeving kregen studenten een mentor die hen wegwijs maakte in de
Hogeschool en die regelmatig met ze praatte over hun welzijn en hun vorderingen
met de studie. Vaak was de mentor een belangrijke praatpaal voor mensen die
soms de weg even kwijt waren in hun bestaan en niet overweg konden met zoveel
vrijheden.
Zoals
vaker viel ook deze mooie functie van de hogeschooldocent ten prooi aan de
eeuwigdurende vernieuwing die het onderwijs teistert en het vastroesten van
docenten tracht te beletten. De mentor werd vervangen door de Studie Loopbaan
Begeleider met het idee dat onze studenten meer moeten nadenken, een gegeven
dat met het woord reflectie wordt aangeduid. De mentor werd ‘esselbeër’ en
degradeerde tot een postvak waar opdrachtjes ingeleverd moesten worden. Je bent
als SLB-docent gewoonweg een enorme SLoeBer, die voortdurend loopt af te vinken
of Anja en Sjonnie alle opdrachten hebben ingeleverd. Als dat niet in orde is,
dan moet je de studenten achtervolgen om alsnog de vereiste vink te kunnen
zetten of je kunt ze een onvoldoende geven voor SLB zodat ze de studiepunten
mislopen en wellicht een jaar later je postvak wel kunnen vinden.
Het
hoogtepunt van de SLoeBeropdrachten is ongetwijfeld het POP en het prettige is
dat ik niemand meer hoef uit te leggen dat dit voor Persoonlijk Ontwikkelings
Plan staat. Het POP is een verslag vol persoonlijke ontboezemingen, dat ik als
SLoeBer mag doorlezen en dat leidt tot een persoonlijk gesprek. Er staat
bijvoorbeeld in dat de student vindt dat hij beter moet leren plannen en niet
alles op het laatste moment moet doen, een euvel waar meer studenten (en
docenten) last van hebben. Soms komt een student tot diepere inzichten (‘ik
moet meer tijd aan mijn studie besteden’) en dan is het mijn taak als SLoeBer
om te vragen hoe de student had gedacht dit te realiseren. Als vijftigplusser
ben ik net op tijd geboren om aan de POPdruk te ontkomen; ik heb er nog nooit
één gemaakt en dat wil ik graag zo houden.
Het
mentoraat beperkte zich van oudsher tot het eerste jaar; als SLoeBer begeleidt
je studenten uit alle studiejaren en confronteer je ze voortdurend met vragen
als ‘heb je al een leuk baantje gezien waar je over vier jaar op wilt
solliciteren?’ of ‘past het arbeidsprofiel van de opleiding wel bij je
persoonlijke ambities?’ Als ik de antwoorden beluister dan bekruipt me af en
toe het gevoel ‘laat die studenten toch lekker vier jaar student zijn en val ze
niet lastig met vragen over een leven na de studie, want het is voor velen nog
de ver-van-mijn-bed show’.