Columns

Utrecht, mijn OV-stadje

Yolande Tump is vierdejaars student journalistiek en blogt wekelijks over haar belevenissen.

Op en neer reizen naar Utrecht heb ik nooit als straf ervaren. Zélfs niet in de meest erge spitsen of de dagen dat ik net iets te knus op bus 12 stond te wachten. Maar Amsterdam, dat is een heel ander verhaal. Tijdens mijn stage erger ik me groen en geel aan alle drukte.

Neem nou gisteren. Een dame met rollator staat zo breed over het smalle voetpad stil, dat ik met geen mogelijkheid in de bus kan stappen, die letterlijk tien centimeter achter haar stopt. ‘Mevrouw, mag ik er misschien langs?’, vraag ik vriendelijk. Geen respons. Een toerist dus. ‘Miss, excuse me, can I pass?’ De dame kijkt langs me heen, zonder me een blik waardig te gunnen. Achter haar zie ik de deuren dichtvallen en de bus wegrijden. 'En bedankt', floept er uit.

Op de terugweg vanaf Amsterdam Centraal is het nog erger: vooral in overvolle spitstreinen. Neem nou de zakenmensen die, zodra de eerste mensen opstaan om uit te stappen, hun koffer demonstratief naast zich neerzetten. Hutje mutje of niet, je komt niet naast míj zitten! Om maar niet te spreken over een Japanse vrouw die haar zoontje van vier op de stoel naast haar laat slapen. De oude man die naast haar staat moet, net als ik, de hele reis staan.

Toegegeven, gisteren moest ik nog wel lachen om een stel Japanners die met de trambestuurder op de foto wilden. En het luisteren naar Spaans/Russisch/Chinees/Australisch verveelt nooit. Maar toch, af en toe mis ik mijn busje 12 wel.