Columns

Veranderingen in de sport

In de Internationale Echo van februari 1949 lees ik het artikel Wordt sport een wetenschap? Het gaat ook over de Olympische Spelen van 1948 waarin voor sommige wedstrijden het oog, oor en vinger van de menselijke tijdopnemer vervangen wordt door foto-elektrische cellen die reageren als bijvoorbeeld een hardloper een lichtstraal onderbreekt. “Wetenschap kan de sport helpen, maar kan ook de oorzaak zijn van het zetten van kwaad bloed” schreef men toen al, niet wetend dat Koen Verweij uit Koedijk naast het goud greep, nadat hij in Sochi op de 1.500 meter 0,003 seconde tekortkwam.

In het artikel schrijft men over het steeds kleiner wordend verschil tussen overwinning en nederlaag. De twijfel over wel of niet buitenspel bij voetbal wordt al genoemd. Pas in de bioscoop (televisie was er nog niet) komt duidelijk aan het licht of de scheidsrechter de juiste beslissing had genomen. Ook een valse beschuldiging van een estafetteloper, die zijn stokje buiten de twintigmeterzone zou hebben overgegeven. “Alles wat de wetenschap hier schijnt te hebben bereikt is een verlies aan vertrouwen in de scheidsrechter.”

Van dopingcontrole was nog geen sprake. Dat stimulerende middelen een rol kunnen spelen was bekend, ook het verbruik van en de behoefte aan extra calorieën bij sport. Druivensuiker vond men toen al een stimulerend middel.