Gisteravond was Maarten van Rossem weer de eenmansjury van het televisieprogramma ‘De slimste mens’, een zomerse kennisquiz, dus geen herhaling. Het script zou voorschrijven dat hij een voetbalhater is, maar Van Rossem voelt zich geen liefhebber en gaat tijdens een voetbalinterland liever wandelen. Diezelfde Maarten schreef in zijn eigen gelijknamige magazine (juli/augustusnummer) een essay over de periode 1870-1914, die in zijn ogen “fundamenteler en spectaculairder was dan die in de tweede helft van de twintigste eeuw.”
Een zin viel mij op. “Hoe essentieel die elektrische stroom is, merkt de moderne mens pas bij stroomstoringen die tegenwoordig vanwege de privatisering van de elektriciteitsvoorziening aan de orde van de dag is.” Privatisering zou meer concurrentie betekenen en goedkopere energie voor de consument. Voorstanders dachten zelfs water te kunnen privatiseren. Met de verkeerde regeringen komt dat er misschien zelfs van over enkele decennia.
Dichterbij staat het privatiseren van het onderwijs, dat snel uitbreidt. Natuurlijk kan het onderwijs beter, als je dat met veel privégeld ondersteunt. Maar willen we dan echt Amerika in alles achterna, waar 315.000 individuen de helft van alle gemaakte winsten op aandelen en vastgoed in hun zak steken? (Forbes, 20-11-2011). En waar de ongelijkheid in het onderwijs alleen maar toeneemt. (Stiglitz, The Price of Inequality, 2013)