1. ‘Niet in slaap vallen, niet in slaap vallen, niet in slaap vallen. Shit. Waar zijn we?’
2. ‘Heb ik ingecheckt? Ja. Of nee, toch niet. Daar komt de conducteur. Even lief lachen!’
3. ‘Die jongen kijkt me wel erg vaak aan en nu pakt hij zijn mobiel. Hey, misschien sta ik vanavond wel op Hartstocht in de Trein. Cool.’
4. ‘Waarom moet ík opstaan voor oude mensen? Ik heb de zwaarste tas van iedereen. Zucht. “Gaat u hier maar zitten, mevrouw”.’
5. ‘He, is dat niet die vriend van het nichtje van mijn beste vriendin? Snel, wegkijken. Straks herkent hij me en zit ik een uur lang zwijgend naast hem in de trein. Awkward.’
6. ‘Niet naast mij zitten, niet naast mij zitten. Zucht.’
7. ‘Snel alles doornemen voor mijn tentamen. Natuurlijk, een huilende baby.’
8. ‘Hé, de trein is op tijd.’
9. ‘Vertraging? Eten!’
10. ‘Aan de kant, aan de kant. Zien die mensen niet dat ik de trein moet halen?’
Waar storen jullie je aan in de trein?