Columns

Büsra maakt een onmogelijke en illegale reis met kat

Foto: Kees Rutten

Büsra Kondakçi studeert Journalistiek aan de HU en schrijft columns voor Trajectum.

Dierenvrienden opgelet, ik heb een straatkatje geadopteerd. Samen met Berit (klasgenootje en inmiddels vriendin) zaten we voor een documentaire over de impact van de oorlog, tien dagen in Záhony. Het ligt in het noordoosten van Hongarije en grenst aan Oekraïne. Daar leven veel huisdieren achtergelaten door mensen die op de vlucht zijn voor het geweld. Ook onze twee kindjes leefden daar op straat en sliepen buiten in de vrieskou. 

Op dag drie renden ze huilend naar ons toe. Al knuffelend werden we op slag verliefd. Mijn ouderlijk huis is al twee katten rijk en uit voorgaande gesprekken werd me duidelijk dat ze een derde niet zouden waarderen. Een straatkat meenemen van je vakantiebestemming is altijd veel gedoe en papierwerk. Maar Alex (onze opa in de journalistiek uit Hongarije) tipte me dat niemand in de trein controleert. 

De burgemeester van het dorp regelde twee reismandjes voor ons. De treinreis van bijna 2000 kilometer naar huis, waarbij ik zes keer moest overstappen, was weinig sprookjesachtig. Ik heb altijd gezegd dat ik geen kinderen wil: te veel verantwoordelijkheid en ze eisen teveel aandacht. Toen ik met een huilend en poepend beest ruim 24 uur in de trein zat, dacht ik dat ik die uitspraak had gejinxt. De reis bestond uit wanhopige pogingen hem gerust te stellen. Ik zat paraat om naar de wc te rennen om hem te verschonen en de blikken van mijn medereizigers spraken boekdelen. 

Ik heb besloten nooit meer met mijn kat te reizen. En ik weet zeker dat dit beestje echt het enige kind is dat ik ooit zal hebben. Mijn moeder was op z’n zachts gezegd niet blij met mijn verrassing, maar haar hormonen hebben Papi inmiddels geaccepteerd. Als hij haar nieuwe bank niet kapot krabt, is hij Babi en Yumi aan het plagen. En voor het exemplaar van Berit geldt trouwens iets soortgelijks.