Onderwijsbestuurders runden hun instelling als een bedrijf en verloren hun morele kompas. Die tijden mogen niet terugkeren, waarschuwde minister Bussemaker bij een symposium van Hogeschool Inholland over toezicht in het hoger onderwijs.
Deze week zwaaide Henk Breukink na zes jaar af als voorzitter van de raad van toezicht van Inholland. Omdat hij in moeilijke tijden veel voor de hogeschool heeft betekend, had die voor hem een symposium over toezicht georganiseerd.
Daar deed ook demissionair minister Bussemaker aan mee. Ze stak de loftrompet over Breukink en de bestuurders met wie hij werkte: ‘Inholland is terug in het hart van het onderwijs en het onderwijs is terug in het hart van Inholland.’
Crisis
De hogeschool raakte in 2010 in grote problemen toen duidelijk werd dat onder meer de Haarlemse opleiding Media- & Entertainment Management langstudeerders had gematst. Ook andere opleidingen waren niet aan de maat en toen er tot overmaat van ramp klachten kwamen over het declaratiegedrag van de bestuurders, viel het doek voor het college en stapte later ook de raad van toezicht op.
Volgens Bussemaker waren de bestuurders compleet losgezongen van het onderwijs. Ze memoreerde dat ze in 2011, toen nog als rector van de Hogeschool van Amsterdam, voor het eerst op bezoek was bij Inholland. Ze werd daar ontvangen door Doekle Terpstra, voormalig voorzitter van de Vereniging Hogescholen, die was benoemd tot collegevoorzitter en puinruimer.
Vreselijk
‘Ik weet nog dat we bij de lift stonden en hij zei: “Zie je dit bordje, deze lift gaat naar de executive floor.” En op het bordje naast zijn deur stond: CEO Inholland. We hebben er hartelijk om gelachen, maar het was natuurlijk vreselijk. Het tekende wat er mis was gegaan bij Inholland en het paste precies bij de zakelijke filosofie waarmee ook andere publieke organisaties in die tijd werden gerund.’
Afzwaaiend voorzitter Breukink stelde dat extern toezicht op bestuurders en raden van toezicht onontbeerlijk is, maar dat een stapeling van toezicht contraproductief is. Gun toezichthouders de kans om problemen zelf op te lossen.
Pieter Duisenberg, de net aangetreden voorzitter van universiteitenvereniging VSNU, onderschreef dat (‘Transparantie en openheid zijn belangrijk, maar toezicht op toezicht werkt verstikkend’) en ook Inge Brakman, oud-voorzitter van het Commissariaat voor de Media, stelde dat het interne toezicht de boventoon moet voeren. ‘Maar dan moet men wel ingrijpen als het misgaat!’
‘Niet-pluisgevoel’
Dat was Bussemaker uit het hart gegrepen. Van de crises bij Inholland, bij scholengroep Amarantis en bij het ROC Leiden, waar de bestuurders het ‘moreel kompas’ eveneens waren verloren, is volgens haar het nodige geleerd. De minister heeft intussen de bevoegdheid gekregen om falende raden van toezicht terug te fluiten, de medezeggenschap is versterkt, en last but not least, de toezichthouders zijn zich aan het professionaliseren.
Maar het blijft oppassen geblazen. Bussemaker, die nog maar twee weken geleden met ingrijpen dreigde als het hoger onderwijs zijn declaratieregels niet snel op orde heeft, zei nu: ‘Als het moeilijk wordt, zijn mensen toch geneigd elkaar de hand boven het hoofd te houden en vallen ze uit hun rol als toezichthouder, alleen al uit angst dat er iets negatiefs naar buiten komt. Als je ergens een niet-pluisgevoel bij krijgt, blijf er dan niet mee lopen maar spreek elkaar tegen als het moet.’