Columns

Column Ad Franzen: No show

Het gebeurde enkele weken geleden. Goedgemutst kwam ik om half twaalf aan bij het lokaal waar ik moest lesgeven. Vreemd, er stonden geen studenten te wachten. Dan was hun vorige les zeker uitgelopen. Om vijf over half twaalf was er nog niemand en keek ik in mijn agenda of ik in het goede lokaal zat. Waarschijnlijk was er een roosterwijziging, die ik over het hoofd had gezien. Snel naar mijn werkkamer om Sharepoint op te starten. Nee, het lokaal was hetzelfde als in mijn agenda stond. Terug naar het lokaal, want nu zouden ze er zo langzamerhand wel zijn.

Om kwart voor twaalf begon de harde waarheid tot me door te dringen. Er was niemand en er ging ook helemaal niemand komen. Vorige week viel de opkomst al tegen; er zaten twaalf studenten terwijl er 33 namen op mijn lijst stonden. Ik was een beetje sjaggo tegen ze geweest, want de helft was weer zonder rekenmachine naar mijn les gekomen. Dat moet je als docent nooit doen, je teleurstelling of woede laten blijken, want die negatieve energie, daar zit niemand op te wachten. Ook al zitten er twaalf studenten, je moet het beste geven wat je te bieden hebt. Doe alsof je in een uitverkocht Carré staat en speel de sterren van de hemel. Het was niet gelukt die dag. Er hing een sfeer van afwachting in de klas en er kwamen weinig vragen toen ik enthousiast de regressieanalyse op het bord uiteen zette.

Het is de centrale wet in het onderwijs: als studenten niet komen, kun je ze niets leren. Het creëren van een band, het demonstreren hoe leuk jouw vak is; je kunt het allemaal vergeten, als je ze niet kunt motiveren om naar je les te komen. Om twaalf uur ging ik naar mijn werkkamer. Was er soms een treinstaking of busstaking die dag? Waren er misschien studentenacties gepland? Nee. En er was de avond ervoor ook geen studentenfeest.

Het zat me dwars en ik begon er over te praten met één van mijn collega’s, die mentor was van de groep. ‘Wat raar, om half twee heb ik een verplichte mentorles voor ze gepland, aansluitend op jouw les’. Stiekem ging ik om twee uur door het raampje van het klaslokaal gluren. De klootzakken zaten er allemaal. Wacht maar, bij het tentamen neem ik ze allemaal te grazen.