Er zit bloed op mijn bureau. Geen mensenbloed. Het is van een dier. De lente is begonnen. Ik heb de eerste mug geslacht. Joekel ook. Het is fijn om te merken dat ik ondanks een paar extra kilo’s, toch mijn scherpte niet verloren ben. Katachtig wist ik hem of haar uit te schakelen.
Ik merkte het dier aan het begin van de avond op. Van de snelle landingen op mijn voorhoofd. Zoemen rond mijn spekoor. Ik liet me er niet door van de wijs brengen. Want ik wist: the hunter has become the hunted. Altijd fijn als the hunted dat zelf niet door heeft.
Al met al wist ik na een uur gestalkt te worden, met een ferme mep, het gevaar uit te schakelen. BAM. Kapot. Pootjes plat. Lichaam plat. Bloed overal. Geen schuldgevoel. En dat het lente is, wist ik stiekem al.
Maandagochtend zat ik opeens buiten te ontbijten. Oké, het was bewolkt. Maar geen kippenvel of dikke truien. Alleen maar krentenbollen, koffie en sinaasappelsap. En een tuinstoel. Dat kan ook op een balkon namelijk.
Jammer genoeg zonder kussen in de stoel. Houten tuinstoelen zijn kerkbanken waar je wat verder in achterover kan leunen. Het was de eerste keer. Dus die kussens komen vast nog wel. Ik ga alleen nog maar buiten ontbijten.
En alleen nog maar vers geperst sinaasappelsap drinken. En zelfgesmeerde boterhammen mee naar buiten nemen. En een kannetje met koffie. En twee stuks fruit omdat dat moet van mijn moeder. En soms een kleed. En want soms ontbijten we ergens in het gras. En lunch. En diner. En ook daar zijn soms muggen.
En ook die ga ik allemaal slopen. En kapot slaan. En achtervolgen tot ik buiten adem ben en dan met een laatste krachtsinspanning een reuzensprong maken en met mijn gezicht in het gras eindigen en er zo stukjes grond en stof in slowmotion opvliegen en dat mijn hand zich op een lege plek slaat en dat de mug gewoon naar het volgende oor vliegt. En dan ga ik glimlachen. Want het is lente.