Misschien helpt het als ik rechtop ga zitten en een beetje zenuwachtig met de voorkant van mijn voet op de grond tik. Misschien helpt het als ik om de drie minuten mijn telefoon uit mijn zak pak, kijk hoe laat het is en zucht. Misschien helpt het als ik met mijn pen op de ijzeren leuning van mijn stoel tik en elke voorbijgaande medewerker met grote ogen volg en tegelijkertijd denk: heeeelp mij!
Wachten. Ik heb nog nooit een ruimte zo goed in mij opgenomen als de wachtkamer van het Bureau voor de Statistiek in Paramaribo. De scheuren in de tegeltjes op de vloer, de houten ventilator die vecht tegen de vochtige hitte en twee vliegen die zich vermaken door keihard rondjes om elkaar heen te vliegen. En, last but not least, de vrouw achter de balie die doodstil zit en al een uur lang onafgebroken smsjes stuurt. Oke, dat is niet helemaal waar. Af en toen draait ze zich naar mij toe en zegt: “er komt zo iemand bij u meneer”. Een geruststellende mededeling. Ze weten dat ik er nog zit.
Ik kijk over mijn linkerschouder en werp een blik op de deur die maar niet open gaat. Wat zou de medewerker in kwestie aan het doen zijn? Een lastige klant aan het helpen die wil weten hoeveel cocktailparapluutjes gebruikt worden in drie specifieke straten van Paramaribo? Heeft hij of zij zich verslikt in de kippenboutjes die net naar binnen werden gebracht en moet ik mij zorgen gaan maken? Of zit er überhaupt wel iemand in dat kantoor en ben ik hier neergezet als een soort experiment: ‘hoe lang zal hij blijven zitten in een lege wachtkamer’.
Niet lang meer, gelukkig. De deur gaat open en ik word naar binnen geroepen door een jonge Surinaamse. Ik ga voor haar bureau zitten en kijk wat zolang heeft geduurd. Er kwam tenslotte niemand naar buiten lopen, haar computerscherm is leeg, de kip onaangetast, er liggen geen stapels beschreven papier en de blik in haar ogen is uiterst relaxed. Dan besef ik me: er is geen reden. Vijf minuten later sta ik buiten met een velletje verouderde cijfers uit 2004, rijp voor de prullenbak. Vreemd genoeg is het opgefokte gevoel uit de wachtkamer verdwenen. Ik bel een taxi: “Het kan wel lang duren hoor meneer. Vanwege het slechte weer is een aantal chauffeurs niet komen opdagen.” Geen probleem, no spang.
Columns