Columns

Communicatie is een two-way street

Het gaat niet zo goed met de Nederlandse politiek. ‘Het volk’ is kritisch, de meeste politieke partijen verliezen stemmen, leden en, volgens velen, de aansluiting met de burgers. HU-studenten gaan in samenwerking met het Forum voor Democratische Onwikkeling en debatcentrum Tumult op zoek naar nieuwe manieren om de politieke participatie te stimuleren. Volg de zoektocht op dit blog!

Woensdag 18 november 2009 – ontmoeting gemeenteraadsleden – raadzaal, stadhuis

Hoe kijken politici zelf aan tegen politieke participatie? De Mes in de Democratie– werkgroep ondervraagt enkele Utrechtse gemeenteraadsleden. De studenten beginnen met een korte inleiding van wie ze zijn en wat ze er zelf van vinden. Vandaag zal het vooral gaan over de manieren van communiceren met de burger. Hoe wordt de kiezer geïnformeerd, maar ook: hoe kan heeft hij zelf invloed?
Aan het woord zijn Alice van Rooij (64 jaar, D66), Constantijn Jansen op de Haar (26 jaar, PvdA), Vincent Oldenborg (58 jaar, Leefbaar Utrecht) en Maarten van Ditmarsch (63 jaar, CDA)

Studenten: Wanneer was de laatste keer dat u dacht: nu ga ik om input van de burger vragen?
Jansen op de Haar : Daar zijn raadsregels voor. In de eerste fase van een voorstel houden we een informatieavond. Iedereen kan dan komen. Dus het is zelfs geïnstitutionaliseerd. Maar dit is natuurlijk een simpele voorstelling van zaken. Op die avonden komen vaak dezelfde mensen.

Wat doen jullie als er niemand komt?
Jansen op de Haar : Dan ga ik erheen. Gewoon aanbellen.
Van Rooij : Dat doe je heus niet.
Jansen op de Haar : Lang niet in alle gevallen. Maar als het gaat om iets op straatniveau, dan wel.
Van Rooij : Maar daar beslissen wij helemaal niet over.
Ditmarsch : Ik geloof daar niet in. Meestal spreek ik wel met bijvoorbeeld bewonersverenigingen. Maar zomaar aanbellen, dat doe ik gewoon niet.

Gebruikt u ook weleens moderne communicatiemiddelen, zoals fora?
Van Rooij : We hebben natuurlijk allemaal onze websites. Bovendien kunnen mensen in één keer alle raadsleden mailen via raadsleden@utrecht.nl. Maar het liefst heb ik eigenlijk burgers die heel gelukkig zijn en tegelijkertijd niets weten van de gemeente. Dat betekent dat ze geen probleem hebben. En als iets niet goed gaat, dan vinden ze je wel. Je moet goed bedenken waarover je met wie wil communiceren.

Maar denken jullie na over verschillende manieren van communicatie?
Ditmarsch : Ja, er zijn verschillende doelgroepen, dus dat moet je afstemmen. Dat betekent ook dat je bij ouderen wel een folder in de bus moet doen.

Als we kijken naar uw eigen partij, hoe zit het dan met kader? Hoeveel mensen zijn betrokken?
Van Rooij : Wij staan iedere zaterdag hier op het Stadshuisplein met de Demokraam. Daar bereik je natuurlijk niet alle Utrechters mee, dat is een klein dingetje. Maar het wordt wel op prijs gesteld. Als we er niet staan, vragen mensen waar we waren.

Maar hoeveel mensen zetten zich in?
Van Rooij : Een man of dertig.

Hoeveel mensen zijn er buiten die dertig die invloed hebben?
Van Rooij : Nou, die dertig hebben niet zoveel invloed, hoor. Iedereen heeft er ook gewoon een baan bij!
Jansen op de Haar : Wij staan niet elke zaterdag op de straat, maar we proberen om iedere drie weken ergens in een wijk te canvassen. Dat betekent dus: aanbellen bij mensen. Als het goed gaat met de partij, zoals met de PvdA vier jaar geleden, dan is er ineens heel veel kader. Maar als het niet zo goed gaat, dan is dat heel anders. Ik denk dat wij ook ongeveer dertig actieve leden hebben. De fractievergadering is overigens openbaar voor alle leden. Vaak zit daar iemand van het lokale partijbestuur bij en iemand van de lokale Jonge Socialisten.
Ditmarsch : Het CDA heeft zevenhonderd betalende leden in Utrecht. Daarvan zijn er veertig tot honderdvijftig actief, dat wisselt. Vrijwilligers willen graag één project doen, een klusje voor een korte tijd. En niet vijf jaar lang folderen. Verder hebben we issuegroepen van deskundigen, die stevige discussies voeren en input leveren voor het fractiestandpunt. Samengevat: we weten mensen tijdelijk te betrekken op grond van hun deskundigheid.
Oldenborg : Leefbaar Utrecht heeft nooit de moeite genomen om een partijorganisatie op te bouwen. We hebben zo’n dertien man die continu actief zijn. Wij zetten in op voeding vanuit de wijken, zoals via de wijkraden. Onze partij zit ook vooral op lokale issues. Een paar keer per jaar organiseren we slagsessies, waarvoor we mensen uitnodigen. Zo organiseren we draagvlak, voordat we een pad inslaan.

Als jullie voor twee jaar 2 fulltime krachten erbij zouden krijgen, wat zou je daar dan mee doen?
Van Rooij : Investeren in de ondersteuning. Bijvoorbeeld door het verbeteren van de website, waardoor we drempels kunnen verlagen. Dat kost nu te veel tijd. En wat administratieve zaken, mensen die afspraken voor ons kunnen maken. Of beleidsmatig, zodat je diepte in kunt gaan.

Maar betekent dat dat jullie het wel goed vinden zoals jullie het zelf nu doen? Waar willen jullie zelf heen?
Van Rooij : Tien jaar geleden hebben wij geprobeerd om een systeem op te zetten waarbij we met leden uit elke wijk problemen konden bespreken en aanpakken. Dat is niet gelukt.
Ditmarsch : Twee extra mensen? Tja, alle beetjes helpen. Maar als woordvoerder moet je je toch zelf het onderwerp machtig maken, want jij moet het over het voetlicht brengen.
Oldenborg : Ik ziet niet te wachten op twee extra mensen. Ik heb niet de ervaring dat burgers ons niet weten te vinden of niet weten wat we doen. Onze visie is dat er driehonderdduizend Utrechters zijn, die heel veel kennis en kunde hebben. Dat moeten we gebruiken. Ik vind dat we de laatste jaren steeds meer burgers betrokken hebben. Dus daar ben ik helemaal niet zo triestig over. Bovendien, laat mensen zich eerst maar betrokken voelen bij waar ze wonen, in plaats van bij een politieke partij. Mensen verzetten zich nu soms tegen de komst van studenten in hun buurt. Volgens mij komt dat omdat studenten zich niet betrokken voelen bij hun buurt of stad. Dus ik zou wel willen weten hoe jullie denken over die verantwoordelijkheid?

Daar heb ik best een mening over. Maar u hebt (nog) geen mening. Waarom zou ik me dan bij uw partij aansluiten?
Oldenborg : Ik ben een volksvertegenwoordiger, met de nadruk op volks. Ik wil eerst luisteren. Ik heb de wijsheid niet in pacht.

Maar uw ideeën hebben dus geen samenhang.
Oldenborg : Er zijn drie zaken het belangrijkst in het leven van een burger. Dat is gezin, werk en de 500 meter rondom zijn huis. Gemeentepolitiek heeft vooral te maken met die laatste, de buurt. Mijn eerste verantwoordelijkheid is daarom te beginnen met luisteren.

Is de oorzaak van het teruglopende aantal kiezers niet het gebrek aan betrokkenheid?
Oldenborg : Dat heeft wisselende oorzaken. Wij hebben niet de traditionele kiezer. En we hebben zelf ook fouten gemaakt.
Ditmarsch : De traditionele kiezer bestaat niet meer. Alle kiezers vertonen zap-gedrag. Wij halen misschien wel ongeveer evenveel zetels iedere verkiezingen, maar uit onderzoek blijkt dat vijftig tot zestig procent van die kiezers steeds verandert. Het zijn niet dezelfde mensen.

Hoe flexibel is uw partij met betrekking tot de input van die issuegroepen?
Ditmarsch : We regeren voor vier jaar. De basis daarvoor is onze visie in het partijprogramma. Komt er een groep burgers met een voorstel, dan kan het dus zijn dat we dat niet overnemen. Waarom we dan niet doen, moet je uitleggen. Dan kan zijn omdat we een andere keuze maken, bijvoorbeeld vanwege de financiën, of omdat het niet strookt met onze principes. Het zogenoemde “voortschrijdend inzicht”, daar blijf ik verre van.

Maar in het programma staan niet je compromissen. Communiceren jullie dat daarna wel?
Ditmarsch : Dat moeten we zelfs. Met het concept van het collegeprogramma gaan we terug naar de Algemene Leden Vergadering.

Maar niet naar de burger?
Oldenborg : Wel naar je kiezers. En sommige dingen zijn ononderhandelbaar. Het risico daarvan is dat je aan de kant staat. Maar ik moet het wel kunnen uitleggen.

Hebben jullie jongeren of studenten in de fractie?
Oldenborg : We hebben één jongere. Het is lastig om goede mensen te vinden; wij kunnen ze, als lokale partij zonder landelijke fractie, geen carrière bieden.
Ditmarsch : Ik zie best veel jongeren die zo’n ervaring zinvol vinden. Enkelen staan redelijk hoog op de lijst voor de komende verkiezingen. Verder houden we ook contact met de sportraad hier in de stad en met de studentenvakbond USF.
Oldenborg : Dit gaat ook om menskracht. Dan vraag je je af bij welke groepen je de meeste kans maakt op stemmen. Hier in Utrecht wordt bijvoorbeeld veel op GroenLinks gestemd, maar dat heeft volgens onderzoek niets te maken met wat die partij in Utrecht doet. Wij zijn vijf jaar geleden ook lokaal volledig afgestraft, met een succesvol college. Dat was volledig nationaal bepaald. Er zijn weinig grote issues waar je je lokaal op kunt profileren.
Ditmarsch: De onvrede van de mensen wordt bepaald door de nationale politiek.

Zou u dan twee zetels inleveren voor tevreden burgers?
(De raadsleden aarzelen)
Gaat het nu over macht of over de burger?
Oldenborg : Nee, macht interesseert me geen biet. Maar je moet het niet alleen neerzetten, je moet blijven zitten om te zorgen dat het goed gedaan wordt.

Het is bijna twee uur later als de ontmoeting wordt afgerond. Job (24, CMV) wil nog één ding kwijt. “Bedankt voor uw tijd, ik vond het erg interessant. Maar, en misschien ligt het aan mijn generatie, wat mij betreft kan het allemaal wel wat sneller.”