Mocht de basisbeurs verdwijnen en de studieschuld duizenden euro’s stijgen, dan merken afgestudeerden daar weinig van. Als ze een laag inkomen hebben, maakt het zelfs helemaal niets uit.
Het valt wel mee met de effecten van een leenstelsel, schrijft het Centraal Planbureau in een notitie. Dat geldt zelfs voor afgestudeerden met een laag inkomen. Wie nauwelijks iets verdient, betaalt zijn studieschuld nu ook al niet volledig terug en daar zal weinig aan veranderen. “De hogere schuld leidt bij hen niet tot extra aflossing.”
Momenteel is de gemiddelde studieschuld vijftienduizend euro. Als het kabinet zijn zin krijgt en de basisbeurs verdwijnt, zullen thuiswonende studenten in vier jaar tijd vijfduizend euro mislopen en uitwonende studenten dertienduizend euro. Gemiddeld maken ze dan negenduizend euro extra studieschuld.
Maar studenten zullen dat bedrag niet helemaal gaan lenen. Sommigen zullen langer thuis blijven wonen, anderen gaan meer werken of kloppen bij hun ouders aan. Naar schatting van het CPB zal de gemiddelde studieschuld daarom slechts zesduizend euro hoger worden en uitkomen op 21 duizend euro.
De rekenmeesters hebben op een rij gezet wat het effect van deze hogere studieschuld op het inkomen van afgestudeerden is. Dat deden ze voordat minister Bussemaker besloot dat afgestudeerden twintig jaar de tijd zouden krijgen om hun schuld af te lossen. Het CPB keek naar aflossingstermijnen van vijftien en vijfentwintig jaar.
Al met al gaan middeninkomens er ruim een procent op achteruit, blijkt hieruit. Hoge inkomens hebben er weinig last van. Hun inkomen daalt minder dan een procent.
Dit gaat allemaal over gemiddelden. Het CPB heeft geen berekeningen gemaakt voor studenten die meer lenen. Ook is niet in de berekening meegenomen dat het kabinet de ov-studentenkaart wil versoberen.