In de twintigste en laatste aflevering van onze serie interviews met lectoren: Ivo Opstelten (niet te verwarren met de oud-minister).
Bij de Hogeschool Utrecht stond hij bekend als Mister Nul op de Meter. Onlangs nam hij afscheid als lector. Opstelten zette in op verbinding tussen disciplines, om bij te dragen aan een geslaagde energietransitie.
U bent zeven jaar lector ‘Nieuwe energie in de stad’ geweest. Waarom bent u gestopt? ‘Naast mijn lectorschap heb ik er altijd dingen naast gedaan. Zo werkte ik de laatste jaren meer en meer voor Stroomversnelling, waarvan ik nu directeur ben. Dat is een non-profitorganisatie die praktijkgericht innoveert in het domein van de energietransitie. Op een gegeven moment kon ik mijn werk als lector niet genoeg tijd en aandacht meer geven om het naar mijn eigen maatstaven goed genoeg te doen.’
Waarom
bent u destijds lector geworden?
‘Omdat ik zag dat hogescholen nauwelijks waren aangehaakt op
de energietransitie. Innovaties uit de markt, zoals een warmtebatterij om
energie op te slaan, sijpelden te langzaam door naar het onderwijs. Mensen
werden nog opgeleid met de kennis van gisteren, voor de problemen van
eergisteren, in plaats van met de kennis van nu voor de problemen van morgen.
Met nul-op-de-meter-woningen, energieneutraal dus, werd bijvoorbeeld nog niets
gedaan, terwijl de eerste bouwpartijen zulke projecten al hadden afgerond. Daar
heb ik direct werk van gemaakt.’
Hoe?
‘Het interessante van Nul-op-de-meter is dat het verder gaat dan techniek en energie alleen. Het gaat ook om communicatie, procesinnovatie en sociaaljuridische innovatie. Daarom hebben we met allemaal andere lectoraten samengewerkt in projecten en onderzoek op elkaar afgestemd in onder andere het Centre of Expertise Smart Sustainable Cities.’
Projecten zoals?
‘In ons onderzoeksatelier One-Stop-Shop koppelen we praktijk, onderzoek en onderwijs. Daarbij keek een student van de Faculteit Communicatie en Journalistiek naar bewonersprofielen en communicatiekanalen die je zou kunnen gebruiken om enthousiasme te creëren onder bewoners die nog argwanend staan tegenover zoiets nieuws als een Nul-op-de-Meter aanpak. De één haalt zijn informatie en overtuiging uit het NOS Journaal of de buurtkrant, de ander uit Whatsapp, LinkedIn of Twitter.’
Wat leverde dat op?
‘De verschillende typen kanalen die je het beste kunt gebruiken voor verschillende persona’s, typen mensen die symbool staan voor een mogelijke doelgroep. Een persona kan een pensioengerechtigd paar zijn of een bijstandsmoeder. Per persona zie je de dominante communicatiekanalen en sociale aanknopingspunten voor het product. Daarmee creëerden we dus handvatten voor gemeenten en bouwpartijen die in een wijk aan de slag willen met energietransitie. De interdisciplinaire kennis die studenten in het atelier opdoen, nemen ze mee naar de praktijk. Het mooiste compliment kreeg ik van een oud-student. Zijn werkgever was verbaasd dat hij zo veel van de materie wist. In plaats van dat hij nog veel bij moest leren, kon hij juist nieuwe kennis inbrengen in zijn organisatie.’
Aan lectoraten kleeft nog het beeld dat ze te veel zijn losgezongen van het onderwijs. Hoe heeft u studenten betrokken bij uw lectoraat?
‘We creëerden het afstudeer-atelier, waarbij studenten niet langer solo afstudeerden maar in een groep. Goed kunnen samenwerken moet een heel belangrijke eigenschap van afgestudeerden zijn. Ik was een half jaar lector, toen één van die studenten zei: “Waarom zouden wij uw lectoraat interessant moeten vinden, als we dat pas in het vierde jaar tegenkomen?”
Hij had een punt, vond ik. En ik dacht: wil je de mensen meenemen in de maatschappelijke uitdagingen van morgen, dan moet je dat al aan de basis inzichtelijk maken. Je hoeft studenten niet meteen al het onderzoek te laten doen. Daarom heb ik bijvoorbeeld een lesblok over Smart Sustainable Cities ingevuld voor de eerstejaars studenten Elektrotechniek, Technische Bedrijfskunde en Werktuigbouwkunde, zijn er Quest-projecten opgezet voor tweedejaars en is er een (internationale) minor voor derdejaars gekomen, allemaal gekoppeld aan de vraagstukken van het lectoraat. Ook hebben we het programma Wonen 3.0 opgezet, waarin studenten van totaal verschillende opleidingen meedoen aan de Solar Decathlon in Amerika. Dat zijn wedstrijden waarbij studententeams efficiënte en innovatieve, door nieuwe energie aangedreven gebouwen moeten ontwerpen en bouwen.’
Wat heeft u bijgedragen aan de energietransitie van Utrecht?
‘We hebben meerdere projecten gedaan en nog lopen, zoals Inside Out, een samenwerking met onder meer de Utrechtse woningcorporatie Bo-Ex. Daarbij onderzoeken we hoe we ook hoge flatgebouwen uit de jaren zestig en zeventig energieleverend kunnen maken. Met bouwdelen aan de buitenkant die zonne-energie kunnen leveren, lokale energieopslag en integratie van windenergie, wordt aardgasvrij en energieneutraal wonen ook in de gestapelde bouw mogelijk. Een gebied waar de markt nog sterk mee worstelt. Er is behoefte aan oplossingen.’
Een test-flat van dat project staat in Overvecht. Het noordelijk deel van die wijk is het eerste stuk van de stad Utrecht dat van het aardgas af moet. Hoe vindt u dat de gemeente het aanpakt?
‘De energietransitie en zeker ook de wijkaanpak is nieuw, dus het gaat nooit zonder brokken. Er is gedacht: de stad moet in 2030 van het gas af zijn, welke wijk is het handigst om mee te beginnen? Overvecht-Noord lag voor de hand, omdat daar de aardgasleidingen voor die tijd vervangen moeten worden én omdat daar in de buurt een warmtenet ligt als alternatief. Er was ook bij de gemeente nog veel onduidelijk over de alternatieven en de wensen van de bewoners. Eigenlijk was de boodschap: “U moet van het aardgas af en we gaan samen met u de alternatieven uitzoeken.”
Maar bewoners wilden vooral weten wat de gemeente het recht gaf om ze te vertellen dat het gaat gebeuren, hoe het gaat gebeuren en wie het gaat betalen. Het is de fase van transitiepijn. Je moet mee in een verandering waar je zelf niet direct om gevraagd hebt. Gelukkig zijn ook wij als lectoraat betrokken, zodat we direct kennis kunnen opdoen over succesvolle wijkaanpakken en lessen kunnen trekken uit minder succesvolle aanpakken.’
Zelf was Opstelten in 2010 één van de eersten in Nederland die een volledig energieneutrale woning had. Hij liet z’n woning uit 1937 verbouwen. Opstelten handelt volgens wat hij de Piaf-aanpak noemt.
Wat is de Piaf-aanpak?
‘De naam voor de aanpak is een knipoog naar Edith Piaf’s Non, je ne regrette rien en behelst een geen-spijt-aanpak. De kern daarvan is dat je eerst gaat nadenken over je gewenste eindsituatie, waarin je nog steeds gelukkig, gezond, comfortabel in de woning kan blijven wonen. En dat het dan nog betaalbaar is. Het betekent dat je vooruit moet kijken: naar wat de overheid wil, wat in de markt al mogelijk is en wat er nog aankomt aan vernieuwingen. Omdat ik wist dat er in de toekomst een warmtebatterij is voor energieopslag, heb ik mijn huis daar al geschikt voor gemaakt door onder meer loze leidingen op de daarvoor geschikte locaties aan te laten leggen.’
Wat zou u het lectoraat Energie in de nieuwe stad nog willen meegeven?
‘Ga zo door, dat allereerst. We hebben initiatieven gecreëerd, verbanden en netwerken gelegd. Binnen de hogeschool, tussen hogescholen en zelfs internationaal. Die netwerken en de integrale systeembenadering zijn onze kracht. Onderweg kom je vast belemmeringen tegen. Zo keurde OCW recentelijk niet alle plannen voor nieuwe opleidingen goed, omdat het beroep er nog niet voor zou zijn. Maar wij willen juist opleiden voor de toekomst. Toen we nog lantaarnaanstekers hadden, kenden we het beroep elektricien ook nog niet. Het lectoraat en de opleidingen moeten zich niet laten leiden of demotiveren door partijen die het inzicht nog niet hebben. Kijk vooruit. Ga gewoon door. Blijf samenwerken. De transitie heeft het nodig.’