Achtergrond

De keerzijde van thuis én in de klas lesgeven

Tekening: Roos Vervelde

Vrijuit niezen, lesgeven zonder mondkapje en de plee uitrennen zonder handen wassen: het zou zomaar kunnen binnenkort. Maar: online lesgeven is here to stay, naast de lessen in een klaslokaal. Docenten blijven voor altijd een deel van hun werk vanaf thuis verrichten. Hoe vinden ze dat vooruitzicht?

Hybride werken: ’s ochtends thuis college geven en ’s middags in het klaslokaal. Of andersom. Vergaderen met collega’s die deels thuis zitten en deels in de gangen van het gebouw. Flexwerken was een uitdaging. Online lesgeven was nog een grotere uitdaging. Maar flexwerken én online lesgeven? Mireille Stout, docent Technische bedrijfskunde: ‘Ik moet je zeggen: dat is het eerste in mijn loopbaan waarvan ik dacht: dit zal me niet lukken.’

Waar word ik niet afgeluisterd?!

Joost Koevoets windt er geen doekjes om: hybride werken bevalt hem ‘op deze manier’ niet. De docent Technische Bedrijfskunde beleeft vooral de privégesprekken met studenten en collega’s als een crime. Thuis zijn die een eitje, maar op school draait hij rond. ‘Dan loop ik te zoeken naar een leeg lokaal en heb soms uiteindelijk pech.’

Op de begane grond van Padualaan 99 zijn weliswaar bureau’s ingericht, speciaal voor wat rust. Maar ze bieden volgens Koevoets geen soelaas. ‘Je zit daar in het rumoer van studenten en bent alleen links en rechts afgeschermd door een scherm. Dat is niet werkbaar.’

Stout herkent dat probleem: ‘Soms is er helemaal niets beschikbaar. Sta ik daar aan een tafel met mijn (op die dag) thuiswerkende collega’s te praten over wat er in het tentamen moet. Of over waarom het niet goed gaat met een student. Dan kijk ik om me heen: wie luistert me af? Uiteindelijk praat je dan niet. Dan krijg je een vreemd gesprek met een collega over alles wat je tussen de regels door probeert duidelijk te maken, zonder de ‘verboden’ woorden te gebruiken. In de stilteruimtes ga ik om deze reden niet zitten want dan voelt het alsof ik zit te kletsen in een stiltecoupé van een intercity.’

Stout gaat daarom vaak eerder weg. ‘Op dit moment zit ik in de auto voor een overleg. Ik wist dat ik op de HU moest gaan struggelen voor een ruimte, dus reed ik gauw naar huis. Het nadeel is dat ik mijn informele contacten daardoor kwijtraak. Studenten en docenten weten me niet meer te vinden in het gebouw.’

Ook Toinette Loeffen, docent Social Work, herkent de behoefte aan een eigen hokje. ‘Wanneer ik ergens in de gang werk, word ik vaak aangesproken voor een praatje. Ik help mensen graag en vind het gezellig. Maar het is ook een valkuil en ik kan me dan moeilijk blijven concentreren.’ 

‘Au, mijn rug’

Flexwerken (lees: niemand een eigen tafel) werd ingevoerd zodat we door het husselen genoeg ruimte zouden hebben in het gebouw. Best handig, maar docenten lopen naast het gebrek aan privacy ook tegen andere problemen aan op school: het gebrek aan een goede kapstok, goede audio en jawel: een prettige bureaustoel.

Loeffen: ‘Wanneer ik op een eenvoudige stoel zit, krijg ik last van mijn nek. Die plastic stoelen staan veel bij werkplekken in de gang. Ik heb een goede bureaustoel nodig en die staan in de hokjes met flexwerkplekken. Soms haalt iemand ze daar weg en dan moet ik er weer eentje zoeken. ‘Het blijft een gedoe’, aldus Loeffen.

Koevoets kan prima op plastic, maar mist vooral de faciliteiten om een ‘enigszins professionele les’ te verzorgen. Thuis heeft hij goede audio en goede schermen. Hij vergadert vaak op school terwijl de helft van zijn collega’s thuis zit. ‘Het gevolg is dat ik met mijn collega’s vergader, de helft ervan kan aanraken en toch gebrekkig met ze moet praten via een server in de Flevopolder. Simpelweg omdat de andere helft thuis zit.’

De haken en ogen van de ‘gereserveerde ruimte’

Anita Blank, leerteam-coach: ‘Een goede werkplek vereist dat ik goed van tevoren plan. Elke donderdagmiddag, soms zelfs nog eerder, bekijk ik mijn agenda voor die week erna. Dan kijk ik waar en wanneer ik een ruimte nodig heb. Als ik die niet zeven dagen eerder reserveer kan ik mijn werk niet doen.’ Dat herkent Loeffen meteen. Soms willen studenten tussendoor iets privé’s met haar bespreken. De enige plek waar dat soms kan is dan buiten.

Ook voor Stout is vooruitzien een must. Als ze een online vergadering accepteert, reserveert ze meteen ‘een hokje’ op school. Idealiter voor één persoon. ‘Maar het komt voor dat alleen nog een lokaal van tien personen beschikbaar is.’ Dat herkent Blank: ‘Voor vertrouwelijke gesprekken wil ik echt in een afgesloten hokje zitten. Soms ben ik genoodzaakt een heel lokaal te boeken. Het voelt gek om daar alleen te zitten.’

Slepen met die spullen

Loeffen: ‘Vaak ontbreekt de ruimte waar ik mijn spullen veilig kan opslaan. Mijn zware tas met mijn laptop en mijn handtasje met mijn telefoon: ik sleep het mee.’ Twee jaar geleden liet ze haar mobiel eens liggen op een tafel op het instituutsplein. ‘Ik kwam er later die dag pas achter dat ‘ie gestolen was. Iemand had vanaf mijn nummer een schunnig berichtje gestuurd naar een student die op haar toetsuitslag wachtte. Ze had direct door dat dit niet van mij kwam en mailde me. Sindsdien neem ik mijn handtas mee als ik naar het toilet ga. De laptop van mijn collega werd ook gestolen.’ 

Stout had laatst een online overleg met twee collega’s, rond lunchtijd. ‘Ik had geen tijd om te eten, dus nam ik een beker thee. Vervolgens waren alle plaatsen bezet. Liep ik daar, met mijn enorme tas, mijn jas, mijn laptop half open geklapt, mijn oortjes in en mijn beker hete thee. Gutsende oksels natuurlijk. Eenmaal iets gevonden, kwam een andere docent binnen en vroeg me te vertrekken. Eenmaal in de volgende ruimte kwam diezelfde docent binnenvallen omdat hij stoelen nodig had. Nou, dat zijn niet de beste momenten hoor.’

Meer hokjes graag

Stout is het thuis lesgeven nu gewend. ‘Studenten zijn me gemakkelijker gaan appen en dat vind ik prettig. Bovendien is minder reizen ook goed. Maar thuis én op school is iets anders. Het klinkt misschien wat pedant, maar ik ben een vakvrouw en ik vind niet dat ik als een troubadour hoef te bedelen om een ruimte.’

Stout: ‘Soms word ik ingeroosterd op rechts drie hoog achter en moet ik een minuut later op links begane grond voorkant zijn. Dan moet ik rennen en sta ik de eerste tien minuten hijgend les te geven. Een bureautje met een fotolijstje is ook weer niet nodig, maar dít is het andere uiterste. Een telefooncel is al genoeg. Oplossing? Ons gebouw loopt achter op wat we nodig hebben. Timmer een paar schotjes en dan is het opgelost.’
Koevoets deelt haar behoefte: ‘We zijn met vijftig docenten, en moeten vier hokjes delen. Dat aantal moet omhoog.’

Plezierig is anders, maar ieder nadeel heeft zijn voordeel en ook dat moet benoemd worden: eigen koffie kunnen afwisselen met automaat-koffie bijvoorbeeld. Buiten met een student spreken is met lekker weer ook geen straf. En het sjouwen met spullen? Goed voor de spierballen.