Achtergrond

‘Als dit zo blijft, zoek ik een andere baan.’ De keerzijde van digitaal lesgeven

Foto: Kees Rutten

Goddank ligt het onderwijs niet plat. Online lesgeven floreert. Docenten en medewerkers hebben hun schouders eronder gezet en de studieverenigingen maakten een filmpje om ze te bedanken.

‘Het digitaal onderwijs zou best wel eens de helft van het totaal kunnen gaan uitmaken,’ zei Do Blankestijn in een interview. Ho. Say what? Van dat idee wordt niet iedereen enthousiast. Na twee maanden online lesgeven kunnen we de grootste bezwaren in kaart brengen. Een aantal (anonieme) docenten vertellen erover.

Hallo, .. komt het aan?

Een veelgehoorde klacht is dat het online lesgeven zoveel energie kost. Komt het door de kleine beeldschermpjes waar iedereen op werkt? De thuissituatie waar er teveel rondlopen? Ruzie met de partner over wie de kinderen ‘doet’? Dat zou kunnen. Maar met stip op nummer 1 komt het gebrek aan interactie met de studenten.

De meeste studenten laten tijdens de les hun camera uitstaan. Maar zonder beeld is het lesgeven behelpen, zo ondervindt Roelant Zoete, docent bij Elektrotechniek: ‘Ik mis lichaamstaal. Een subtiele hand in de lucht zegt me dat de verlegen jongen iets wil zeggen. Nu zie ik hem niet en delft hij het onderspit.’

Hendriks*, docent bij een technische opleiding, beaamt die ervaring: ‘Ik merk nu pas hoezeer ik mijn studenten doorgaans in de gaten houd. Elke frons, zucht, blik. De eerste keer dat ik mijn studenten zag, nadat ik had gevraagd of ze hun camera wilden aanzetten, dacht ik: “Wow! Wat een energie krijg ik ineens!” Katja Knecht* mist vooral het kwartje dat ze nu niet ziet vallen: ‘Je ziet niet of je uitleg overkomt en dat is toch het doel van leraar zijn.’

Dat docenten hun eigen lichaamstaal ook missen, mag raar klinken, maar Paul Putter* kan erover meepraten. ‘Er zijn zoveel bewegingen die je onbewust inzet tijdens je les. Je loopt rond, geeft iemand een knipoog, gaat staan, komt naar voren, houdt je adem in. Nu kun je alleen maar spreken, in je eentje. Dat geeft niet alleen een eenzaam gevoel, maar het is ook doodvermoeiend.’

Er zijn meerdere redenen waarom studenten hun camera uit laten staan. Het levert minder haperingen op in de verbinding, ze willen zichzelf en hun kamer niet laten zien, of ze spelen tijdens de les liever een spelletje. Waar de ene docent vraagt om beeld, verzoekt de andere juist alle dataslurpende webcams uit te zetten.

Ons thuis. Het is er is te druk of te leeg

Het mag een open deur zijn, maar werken terwijl je nageslacht om je heen loopt is geen sinecure. En: alleen is ook maar alleen. Marijke Steenstra, docent bij Werktuigbouwkunde, ziet dat haar collega’s er met kinderen thuis een zware klus aan hebben om het werk af te krijgen. Ze maken lange dagen, vaak van ‘s ochtends vroeg of juist tot ’s avonds laat. ‘Dat is zeer belastend. Maar er zijn ook collega’s die zich alleen voelen. Ze missen de dagelijkse contacten, even bijpraten en het delen waar ze mee bezig zijn.’  

Putter ziet ook zijn collega’s met kroost ploeteren. ‘We proberen ze te ontzien, maar dat lukt niet omdat we het zelf te druk hebben. Knecht kan erover meepraten, met een dreumes thuis. Ze verdeelt de zorg voor haar zoontje met haar partner, maar betwijfelt of ze het volhoudt.

Marije Douma, docente Spaans, vond het aanvankelijk gezellig om bij haar dochter van anderhalf te zijn, haar man kon bovendien de zorg overnemen. Inmiddels valt het haar zwaar om geen moment te hebben waarin ze het werk van zich af kan laten glijden. ‘Dat deed ik vroeger op de fiets, gedurende twintig minuten. Nu loop ik mijn werkkamertje uit met mijn hoofd vol onderwijs en zie ik haar meteen. Het schakelen tussen werk en privé lukt niet goed met thuiswerken.’

‘Kwijtgeraakte’ studenten

De HU raakt, net als andere onderwijsinstellingen, studenten kwijt. Ze verdwijnen simpelweg van de radar. Internet, een goede laptop, de rust om thuis de opleiding te vervolgen, niet elke student heeft dat. Collegelid Tineke Zweed vertelde dat ze de groep om wie het gaat ‘in kaart heeft,’ maar het is lastig om ze erbij te halen, weet Steenstra. ‘We willen weten hoe het met ze gaat, maar dat is ingewikkeld, als ze niet reageren op mails of appjes. In de lessen zien we dat er studenten ontbreken, maar waar dat aan ligt is nauwelijks in te schatten. Ik zie studenten die het moeilijk vinden om zich te concentreren of een dagstructuur aan te brengen in hun werk. Of die in hun eentje thuis zogenaamd die “leuke stage” hebben, heel alleen. We zoeken naar hoe we studenten daarin kunnen helpen.’

Leen Alberts, docent Geschiedenis, vertelt hoe twee maanden geleden zijn studenten nog  enthousiast inlogden en thans de helft van de klas nog maar komt opdagen. Van dat laatste deel krijgt hij ook maar beperkt hoogte. ‘Gezien het feit dat ze allemaal hun camera uitdoen en weinig vragen stellen, zie ik niet eens of ze achter de laptop blijven zitten. Ik beschouw deze vorm van lesgeven als een noodrantsoen. Vooral de eerstejaars haken af op deze manier. Als dit zo blijft zoek ik een andere baan.’

Geen digibeet, wel moeite met de software

De eerste weken werd de helpdesk platgebeld met vragen over Teams, verbindingen en linkjes in Outlook. De beste bedoelingen ten spijt, voor velen was het niet ideaal. Putter* had gehoopt op meer begeleiding van school. ‘Nu krijg ik te horen: “Heb je vragen, ga maar zoeken of bellen.” Liever had ik één expert binnen ons team gekregen waar ik bij terecht kon met mijn vragen. Aan de helpdesk merk ik dat ze niet begrijpen hoe we onze lessen geven, dat maakt het lastiger.’

Voor het digitale toetsen hoopt hij dat het CvB de ondersteuning decentraal zal regelen. Hij belt momenteel met  een collega in plaats van met de helpdesk. Die begrijpt hem beter en het geeft hem zijn portie persoonlijk contact. Maar desondanks blijft hij erbij: ‘We zijn niet geboren om acht uur per dag naar een laptop te kijken.’

Vragen achteraf, dubbel werk

Veel studenten blijken hun vragen niet tijdens het online college te stellen. Zijn ze huiverig om aandacht op te eisen? Komen er geen vragen bij ze op? Putter weet het niet, maar krijgt nu doorgaans de vragen achteraf.  ‘Dat levert me dubbel werk op. Vorige week heb ik in de meivakantie zo’n 25 vragen zitten beantwoorden. Natuurlijk had ik dat ook kunnen weigeren, naar ze moeten toch door kunnen met hun opdrachten?’

Boumans herkent het gebrek aan respons. ‘Ik bedien de Powerpoint en ondertussen beantwoord ik wat vragen via de chat die niet gemakkelijk te lezen zijn op dat formaat, tikfouten incluis. Ik lees ze hardop voor en probeer de klas erin te betrekken. Normaal gesproken zie ik wie er wegzakt, maar nu heb ik geen idee, want ik zie niks. Opmerkingen komen online ook harder aan. Als ze een keer op elkaar reageren met “wat een stomme vraag” weet je zeker dat er daarna niets meer komt. Ik wil iedereen aandacht geven, maar kan niet zien wie er in zijn eentje wegkwijnt. Soms geef ik iemand een beurt, die vervolgens niet reageert. Is ze dan de hond aan het uitlaten? Ik heb geen idee.’ Doorgaans werkt Boumans ‘s morgens in Utrecht, ‘s middags in Amsterdam en in de avond in Leiden. Maar met online lesgeven brengt hij dat niet op. ‘Ik ben ervan overtuigd dat negentig procent van de docenten de klas weer in wil.’

Studenten leren van elkaar. Maar nu even niet

Samen in de les zitten, daarna wat napraten, een plekje zoeken in de bibliotheek. Het zit er nu allemaal niet in. Alberts: ‘Voor het leereffect is het beter als studenten bij elkaar zijn. Ze kunnen elkaar vragen stellen, zien elkaar leren en steken elkaar daarmee aan. Nu heb ik de indruk dat ze buiten de colleges wat verloren zijn en niet zelfstandig aan het leren slaan. Ik zeg: “Online lesgeven is efficiënt maar niet effectief.”’

Putter: ‘Online lesgeven is te intensief voor docenten, dat hoor ik van iedereen. Drie keer twee uur achter elkaar is normaal gesproken goed te doen, maar nu houd ik dat niet vol. ’s Avonds ben ik uitgeteld. Het grootste bezwaar is dat je alleen maar aan het ‘zenden’ bent en ze moeilijk even kan later overleggen in groepjes. Wanneer ze digitaal uiteen gaan, kan ik niet meer zien wat ze doen. Vroeger liep ik bij iedereen even langs. Om die mogelijkheid te creëren, moet ik extra werken en dat kost me 25 procent meer tijd dan in mijn contract staat.’

Zijn collega Boumans herkent dat. ‘Ik gaf altijd les à l’improviste: een verhaal vertellen, iedereen een luchtje laten scheppen, even bij elkaar en weer door. Nu moet ik het allemaal plannen en dat gaat het ten kosten van het plezier en de spontaneïteit.’

RSI terug van weggeweest?

Zitten is het nieuwe roken, dat wisten we al. En dat digitaal lesgeven niet speciaal bevorderlijk was voor het resultaat op onze fitbits merkten we gauw genoeg. Eén keer van Padualaan 99 naar Heidelberglaan 7 en je had al bijna een kilometer afgelegd. Bij Hendriks ontstaan er nu klachten: ‘Ik heb het nooit eerder in mijn leven gehad, maar ben nu een soort RSI aan het ontwikkelen. De pijn aan mijn nek en mijn schouders gaan niet weg en ik mis het lopen.’

Boumans: ‘Onze laptops zijn zo klein dat je zit te turen, kromgebogen op je stoel. Drie lessen van een uur is slopend. En ik kan je verzekeren dat het verlangen om weer naar school te gaan door honderd procent van mijn collega’s wordt gedeeld.’

Op deze manier geen HU-gemeenschap

Voor Asha Mechielsen, docent Accountancy en Bedrijfseconomie, staat één ding vast: als de HU digitaal doorgaat, verdwijnt de HU-gemeenschap. Ze maakt zich vooral zorgen over haar nieuwe studenten die ze op deze manier niet leert kennen. Ze komen niet opdagen en de binding ontbreekt. ‘Het leukste aan docent zijn is het contact met studenten. Elkaar zien, een lolletje maken op de gang, de praatjes.’

Mechielsen: ‘We moeten goed voor onze studenten zorgen, zeker in deze tijden, maar dat lukt niet digitaal. Jongeren in deze leeftijdscategorie waren vóór de coronacrisis al eenzaam en dat is nu waarschijnlijk nog erger.  Als ik vraag hoe het met ze gaat, krijg ik geen eerlijk antwoord. Ze zeggen automatisch “goed.” We krijgen ze minder aangehaakt. Intervisie kan online, die gesprekjes duren tien minuten en om daarvoor twee uur te reizen is onzin. Maar coaching moeten we face to face doen – anders krijgen we niet alles boven.’

Vieze koffie, we missen je

Zou Boumans gelijk hebben met zijn stelling dat het college van bestuur in deze crisis een gouden opportunity ziet om het online onderwijs uit te breiden? Het antwoord van Blankestijn hierop was: ‘Je kunt het framen zoals je wil, maar online onderwijs is nu gewoon noodzaak.’

Net als de hele goegemeente begon Boumans twee maanden geleden en hij ervoer het als een uitdaging om iets nieuws te leren. Hij was niet de enige die dit enthousiasme  en de bereidwilligheid liet zien. Nu is echter zijn conclusie dat het twee keer zoveel tijd kost en drie keer zoveel energie. Om uiteenlopende redenen verlangen de meeste docenten uit dit artikel terug naar de koffieautomaat, ondanks de smaak die niemand ooit gemakkelijk heeft kunnen thuisbrengen.

Hendriks: ‘Het contact met mijn collega’s is minder persoonlijk. Je belt niet gemakkelijk iemand ’s avonds op om te vragen hoe zijn dag was. Je spreekt elkaar nu alleen als het nodig is. Er is een enorme bereidheid om keihard te werken, te bikkelen, we staan in de overdrive en helpen elkaar. Maar ik hoop niet dat het altijd zo blijft. Straks wil ik weer lekker lesgeven op de HU.’

Reageren op dit verhaal? Schroom niet.

* Drie docenten kozen ervoor om niet met hun volledige –  of echte naam in het artikel te verschijnen. Hun namen zijn op de redactie bekend.

Ook interessant: Do Blankestijn over ‘zijn batterij aan onzekerheden’