De studentauteur van Nederland: tips van Utrechtse schrijvers

Tot 1 februari kun je nog meedoen aan de wedstrijd om dé studentauteur van Nederland te worden. Ter inspiratie tips van schrijvers met Utrechtse wortels: Bregje Hofstede, Aafke Romeijn, Ronald Giphart, Peter Buwalda en Joost de Vries.

Trajectum organiseert samen met andere universiteits- en hogeschoolbladen en het literair agentschap Sebes & Bisseling een landelijke wedstrijd onder studenten om zo een nieuw schrijftalent te ontdekken. De  winnaar krijgt hulp om een roman uitgegeven te krijgen bij een gerenommeerde uitgeverij. Utrechtse deelnemers kunnen nog tot 1 februari 2020 meedoen door twee hoofdstukken en een korte synopsis van het verhaal én hun motivatie om auteur te worden in te leveren. 

DUB, platform van Universiteit Utrecht, maakte een rondgang in de archieven en verzamelde tips van schrijvers met Utrechtse roots. We publiceren hieronder een selectie van vijf schrijvers. Meer bij DUB.  


Aafke Romeijn: ‘De Uithof is een goudmijn’

Aafke Romeijn (1986) deed negen jaar over haar studie Nederlands. Dat kwam omdat ze haar studie combineerde met het opbouwen van een muzikale carrière waarmee ze al op de middelbare school was begonnen. En niet zonder succes. Als scholier, won ze met haar band Mister Blue Sky al de Roos van Nijmegen. Ook tijdens haar studie was ze actief als muzikant. Na haar studie begon ze met het schrijven van Nederlandstalige muziek.

In 2018 verscheen haar debuut roman Concept M waarin haar studentenervaringen een belangrijke rol speelden. De roman is een science-fictionverhaal en gaat over een terroristische groepering die onder meer samenkomt op de Cambridgelaan in het huidige Utrecht Science Park. De hoofdpersoon is een student Hava met de mysterieuze ziekte kleurloosheid.

In een interview met DUB noemt  Romeijn De Uithof een goudmijn om over te schrijven. “Het is een vitale plek in Utrecht. Het is superdichtbevolkt, het is er druk en er gebeurt ontzettend veel.” De gebeurtenissen in Concept M zijn puur fictief, maar de plekken die ze beschrijft kent ze goed uit de studentenwereld. Niet alleen de Cambridgelaan, maar ook de IBB komt in het boek aan bod.

Haar tip:

De studentenwereld is een goede wereld om je boek over te laten gaan. Studenten hebben veel tijd, zijn veel bij elkaar en zitten geconcentreerd op bepaalde plekken. Dan gebeuren daar bijzondere zaken.

Bregje Hofstede: ‘Mijn boeken zijn autofictie’

Bregje Hofstede (1988) studeerde Kunstgeschiedenis en Frans in Utrecht, Parijs en Berlijn. Haar debuutroman is De hemel boven Parijs en gaat over een Nederlandse uitwisselingsstudente Kunstgeschiedenis in Parijs. De hoofdpersoon Fie krijgt een verhouding met een Franse kunsthistoricus die in haar een verloren jeugdliefde ziet.

Hofstede was al tijdens haar studie begonnen met het schrijven van deze roman, maar vond het resultaat in eerste instantie niet goed genoeg. Later, na het herlezen van deze versie, rondde ze het verhaal af, zo zegt ze in een interview met de site Cuttingedge. De roman werd goed ontvangen en werd onder meer genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en de Anton Wachterprijs.

Haar tweede roman Drift speelt ook voor een deel in het Utrechtse studentenleven. De hoofdpersoon heet Bregje Hofstede die colleges volgt aan De Drift en in een studentenhuis woont. 

Toch noemt ze de roman niet autobiografische, maar autofictie. In Trouw legt ze uit wat ze hiermee bedoelt: het verhaal heeft in grote lijnen echt plaatsgevonden, maar is in het boek vervormd en literair verrijkt. De roman gaat over een relatie met haar vriend Luc met wie ze in Brussel woont. Die relatie loopt langzaam maar zeker dood. “Het mes van de liefde snijdt altijd aan twee kanten. Er is altijd zo’n moment, zo’n kantelig keerpunt, waarop de twijfel, het ongeluk, misschien zelfs wel de afkeer een relatie in sluipt en je je afvraagt of en wanneer er een keerpunt na dat keerpunt komt,” staat in een DUB-recensie over Drift.

Haar tip:

Ik heb gemerkt dat je een zekere naaktheid en compromisloosheid moet toelaten om waarachtigheid te creëren. Dat is eng, want het kan pijn doen. Maar als je jezelf buiten schot houdt, wordt het een laffe bende.

Ronald Giphart: ‘Als student had ik nog een blije eikelige verwondering’

De meest bekende studentenauteur van Utrecht is ongetwijfeld Ronald Giphart (1965). Hij studeerde Nederlands, maar een groot deel van zijn studietijd bracht hij door met het schrijven van zijn debuutroman Ik ook van jou, een verhaal dat gaat over een vakantiereis van twee vrienden in de Dordogne en het liefdesverhaal van de hoofdpersoon met zijn mysterieuze vriendin Reza. Seks speelt een grote rol in het boek.

Het is ruim 25 jaar geleden dat Giphart doorbrak met deze roman.  “Toen ik ‘Ik ook van jou’ schreef was ik vierentwintig. Dat lees je eraan af: ik was daar nog iemand die nog op zoek was naar zijn plek in de wereld”, zegt hij in een interview met DUB. Als jonge student had hij nog een soort ‘blije-eikelige’ verwondering:‘Wauw we zijn op vakantie en meisjes willen met ons naar bed.’

Ondertussen heeft Giphart een heel oeuvre op zijn naam staan. Verschillende boeken van hem zijn verfilmd. Zijn werk is in de loop der jaren serieuzer geworden, mede door de levenservaring die hij heeft opgedaan. Recent verscheen de roman Alle tijd die de periode van toen en die van nu met elkaar verbindt. Het gaat over vrienden die elkaar uit de studietijd kennen, maar na de studie ieder een eigen kant zijn opgegaan. In een recensie in DUB staat dat in het boek beelden terugkomen van de aftandse studentenhuizen, maar ook van de moeilijke weg daarna en van de vriendschap die ondanks alles de tand des tijds heeft doorstaan.

Zijn tip:

Je moet de lezer dusdanig frustreren, opwinden of beroeren dat deze uitgedaagd wordt om op een andere manier naar de wereld te kijken.

Peter Buwalda: ‘Ik dacht, dit kan ik beter’

In de boeken en columns van Peter Buwalda (1971) verwijst hij regelmatig naar zijn Utrechtse studententijd. Buwalda kwam naar Utrecht om Natuurkunde te studeren, maar switchte al snel naar Nederlands. De studie was voor hem het startpunt om eindeloos veel te gaan lezen en om te beginnen met het schrijven voor kleine, soms zelf opgerichte literaire tijdschriften. “Bij de studie Nederlands was de ernst van de literatuur zo sterk dat je jezelf nauwelijks kon voorstellen als schrijver”, zegt hij in een interview met DUB in 2012.

Zijn boek Bonita Avenue is dan net een bestseller waarmee hij uiteindelijk vijf literaire prijzen wint. De roman speelt zich grotendeels af op de campus van de Universiteit Twente, ten tijde van de vuurwerkramp, waar hij de wiskundige Siem Sigerius, oud rector en beoogd minister volgt in zijn ondergang.

“Voor ik besloot zelf een roman te schrijven, werkte ik bij een uitgeverij. Ik moest zoveel lezen waarvan ik dacht: ‘dit kan ik beter’, dat ik besloot te stoppen met mijn werk en te gaan schrijven”, zegt hij in het VPRO radioprogramma Nooit meer slapen. Een snelschrijver is Buwalda niet. Zijn tweede roman Otmars zonen verscheen afgelopen jaar. Hij heeft in de tussentijd wel verschillende bundels met columns en essays gepubliceerd.

Zijn tip:

Als je talent hebt, kun je niet achterover leunen. Je moet je talent en gedrevenheid transponeren in doorzettingsvermogen.

Joost de Vries: ‘Ik kies voor een ambitieus personage’

Met zijn debuut Clausewitz in 2010 werd Joost de Vries (1983) door een journalist van NRC vergeleken met Harry Mulisch. De Vries had toen al de School voor Journalistiek en een master Geschiedenis aan de universiteit afgerond. Na een korte carrière bij het Ublad ging hij werken bij de Groene Amsterdammer waar hij nu adjunct-hoofdredacteur is.

Op de School voor Journalistiek merkte hij dat de schrijfopdrachten hem gemakkelijk af gingen, zegt hij in Trajectum. Hij begon toen met schrijven. “Wat ik schreef? Over studenten in Ralph Lauren polo’s met opstaande kraagjes die meisjes probeerden te versieren. Standaard. Dat soort dingen.”

Zijn debuutroman Clausewitz gaat over een jonge promovendus die op zoek gaat naar een verloren gewaande cultschrijver. Met dit boek werd hij genomineerd voor de Anton Wachterprijs en ontving hij het C.C.S. Crone stipendium.

In het tijdschrift Vooys van de opleiding Nederlands zegt De Vries dat zijn boek gezien kan worden als een protest tegen zijn eigen generatie. Waar personages in romans van hedendaagse schrijvers vaak niks kunnen, moeilijk met andere mensen om kunnen gaan en niet weten wat ze willen, heeft hij in Clausewitz voor een hoofdpersoon gekozen die wel heel goed weet wat hij wil en ambitieus is.

Ook zijn tweede roman De republiek speelt zich af in het academische milieu. De jonge onderzoeker Friso mist de herdenking van de dood van zijn leermeester die een prominent Hitleronderzoeker is. Als blijkt dat een andere jonge onderzoeker furore heeft gemaakt tijdens die herdenking, zint Friso op wraak. Voor dit boek ontving De Vries de Gouden Boekenuil. De roman is in meer dan tien talen vertaald.

Zijn tip:

Je moet als schrijver durven. Een verhaal moet lef hebben. Er zijn te veel boeken die volgens een vast, veilig patroon worden geschreven. Op elke pagina moet iets gebeuren. En niet iedereen hoeft het leuk te vinden wat je schrijft.

Meer bij DUB