Columns

De weg kwijt in eigen land

Ze is weer thuis: columniste Noah Moeys, studente Journalistiek aan de HU en Liberal Arts & Sciences aan de UU, zat voor haar stage maandenlang in het Amazonegebied. Van daaruit schreef ze een column, nu probeert ze te wennen aan Nederland.

‘Brr, wat is het koud hier!’ roep ik als ik na vijf maanden weer op de bank plof ik bij mijn beste vriendin Rose. Ze vraagt wat alle mensen vragen: ‘ben je blij om terug te zijn?’

De avond daarvoor ben ik flink met mijn neus op de feiten gedrukt: ik ga naar een hockeywedstrijd van huisgenootje Wil. Precies tachtig uur ben ik al in mijn land, mijn thuisland, mijn thuis?

Natuurlijk, veel dingen zijn leuk. Fietsen door de regen, de AH inlopen, een wc zonder muggen waar je het papier in de pot mag gooien. Die eerste boterham met pindakaas en hagelslag. En uiteraard familie, vrienden en het Nederlands praten.

Maar in de kantine na afloop van de wedstrijd, is het even wat minder leuk.

Het team is kampioen geworden. Bubbels! Er wordt twee keer geproost. Bij de eerste keer deed de helft niet mee omdat ze werden afgeleid door hun mobieltjes.

Dan is het tijd voor de foto. ‘Lachen meiden!’ roep ik, terwijl ik met de gloednieuwe iPhone de twaalf teamgenoten in beeld probeer te krijgen. We doen de uffenbuk, hoor ik, en daarna klinkt er protest. Uiteindelijk staat iedereen er goed op en kunnen we gaan chillen, genieten en blij zijn dat ze kampioen zijn geworden.

Maar dat gebeurt niet. Ik heb het idee dat helemaal niemand op haar gemak is. Dat niemand een echt gesprek met een ander voert.

‘Lekker gezellig die telefoons.’

‘Ik ben de foto aan het bewerken!’
‘Ja, en ik doe hem zo weg, ik wil nog even iedereen taggen op Insta maar dat duurt zo lang.’
‘Ga je iedereen taggen?’
‘Dat is toch goed?’
‘Laat Loes het lekker doen, die vindt dat hartstikke leuk.’

Op dat moment werp ik een discrete blik van wanhoop en verbazing naar Wil. Ik had je gewaarschuwd, zegt ze stilzwijgend, hier ben jij niet aan gewend.

Helaas zag het Insta-meisje mijn toch niet zo discrete kop. Ze kijkt Wil en mij vragend aan.

‘Noah is net terug van vijf maanden Peru,’ legt Wil uit, ‘ze heeft nog een beetje moeite met Nederlandse taal en cultuur.’

Hulpeloos staar ik voor me uit. ‘Ik voel me een buitenlands wezen,’ voeg ik er na een tijdje nietszeggend aan toe. Het Insta-meisje hoort het niet meer. Er moet gezopen worden, had iemand geroepen, en haar aandacht was alweer bij het zoeken van haar Oly-pas met sticker voor de Vrienden. O ja, de Vrienden.

Tja, zeg ik tegen Rose, zo is het dus om terug te zijn. Maar ik vind het heel fijn om jou weer te zien.

Even later vraag ik of ze warme sokken heeft voor me, het temperatuurverschil is toch zo’n dertig graden. Uit haar lade vis ik een paar lange, dikke sokken. Als ik ze aantrek, zie ik het pas. Het zijn hockeysokken.