Achtergrond

De nieuwe collegevoorzitter achter de schermen

Wilma Scholte
Foto: Kees Rutten

Na de zomer is Jan Bogerd weg en neemt Wilma Scholte op Reimer het stokje van hem over. Tijd voor een uitgebreid portret van deze aanstaande collegevoorzitter. Wat zeggen haar man, dochter én oude collega’s over haar? ‘Ze is koppig.’

‘Of ze ambitieus is? Dat kan ik moeilijk ontkennen’, grinnikt haar man Wim Rüger. ‘Ze is het gewend fulltime te werken, is vaak pas om half acht thuis en krijgt ook in de weekenden telefoontjes. Ze is regelmatig twee keer per week ’s avonds weg. Wilma levert geen half werk. Als ze iets in haar hoofd heeft gaat ze er recht op af.’

Moeder van drie kinderen

‘Mijn moeder bruist van de energie. Gisteren ook weer, dan zijn we uit eten en kletst ze de avond vol’, vertelt haar twintigjarige dochter Elise. ‘Ze komt naast me zitten en vraagt me helemaal uit. Hoe het is met mijn werk, met jongens, met mijn studie. Maar als ze met ons op de bank gaat zitten voor een film, blijft ze vrijwel nooit wakker. En afgelopen zaterdag viel ze in slaap in de trein, nadat ze was uit geweest met haar vriendin. Papa mocht haar midden in de nacht komen ophalen.’

Wilma met haar man en twee dochters Sara en Elise. Foto uit het familie-archief

Het leven van de familie Rügertjes, zoals ze zichzelf schertsend noemen, draait voor een groot gedeelte om de gezondheidszorg. Vader Rüger is sinds 2007 nierspecialist aan het VU Medisch Centrum. Dochter Elise studeert geneeskunde en komt regelmatig in mortuaria en operatiekamers vanwege haar werk voor WUON, een organisatie die weefsel afneemt van overledenen voor medische doelen.

Boerendochter uit Twente

Wilma had er – voordat ze in 2020 bij de HU lid van het college van bestuur werd – een lange carrière in de gezondheidszorg op zitten. Het begon met een studie Verpleegkunde aan hogeschool Saxion. Op de middelbare school was ze vanwege een complicatie bij de ziekte van Pfeiffer in het ziekenhuis beland. De verpleegkundigen ervoer ze die weken als ‘engelen aan haar bed’. Dat vak wilde zij ook gaan beoefenen, vertelde ze in een interview met Trajectum.

Als scholier had ze interesse in kleding en wilde naar de modeacademie, maar dat vonden haar ouders niet goed. Wilma is een boerendochter: haar ouders runden een veeteeltbedrijf in Saasveld, een klein dorp in Twente. De boerderij wordt nu geleid door haar broer terwijl haar moeder nog volop meewerkt. Aan het eind van de basisschool kreeg ze een vwo-advies, maar pa en ma wilden dat ze naar de mavo zou gaan, net als de rest van haar klas.

Uiteindelijk mocht ze naar het vwo in Almelo. Onder voorwaarde dat ze met een ander meisje meefietste. ‘Een paar jaar later ging ze alsnog naar de havo. Omdat ze die mensen gezelliger vond’, vertelt dochter Elise. ‘Haar ouders waren gelovig en streng. Maar mijn moeder vond altijd een compromis. Zo spraken ze af dat ze de hele week haar eigen smaak kleding mocht dragen mits ze er in de kerk netjes uitzag.’

Het boerenleven kon Wilma niet bekoren. Toen ze 17 was keerde ze het plattelandsleven de rug toe en stortte zich in 1986 op de studie Verpleegkunde aan de hogeschool Saxion. Ze verhuisde van studentenhuis naar studentenhuis en huurde uiteindelijk met een vriendin een wooneenheid. Na haar afstuderen vertrok ze naar Maastricht om de tweejarige verkorte master Verplegingswetenschap te volgen. Daar ontmoette ze haar huidige man.

Wim Rüger: ‘Ze is een mooie verschijning met ook nog iets in d’r koppie. Aan dat totaalpakket kon ik geen weerstand bieden.’ Inmiddels zijn zij dertig jaar samen.

Wilma en Wim. Beeld: dochter Eilse

‘Een eerlijke vrouw’

Het meest waardeert hij haar eerlijkheid. Rüger: ‘Niet alleen tegen mij, maar tegen iedereen in haar omgeving. Ze neemt geen blad voor de mond en spreekt zich uit. Tegen zichzelf is ze het ook, de dingen zijn bespreekbaar. Ze kan mensen doorgronden, als er iets is met een van onze kinderen heb ik niks door en heeft zij het al lang in de gaten.’ Dochter Elise: ‘Als ze iets belangrijk vindt, gaat ze ervoor. Voor ons zou ze door het vuur gaan. Voor de HU ook, denk ik.’

Een van de dingen waar Wim moeite mee heeft zijn haar ‘vergadertrucjes’, zoals hij ze noemt. ‘Dan zegt ze: “Dit en dat moet er gebeuren. Ben je het ermee eens?” Ik stel me zo voor dat ze dat op de hogeschool ook zo doet.’

‘Ze is koppig, net als ik’, zegt Elise. ‘Toen ik nog thuis woonde, had ik daar wel eens last van. Dan ging ik uit en wilde ze dat ik mijn locatie doorstuurde wanneer ik naar huis begon te fietsen. En als ik thuis was moest ik haar een kus komen geven. Eerder ging ze niet slapen. Achteraf vind ik dat juist heel erg lief.’

Elise: ‘Mijn moeder heeft verder echt overal schijt aan. Dan staat ze plotseling ergens op om te gaan dansen. Ze kleedt zich precies in wat ze zelf mooi vindt. Het boeit haar niet wat anderen van haar denken. Haar diepe gedachten ken ik niet. Alleen mijn vader weet wat haar echt bezighoudt. Ik heb haar maar één keer verdrietig gezien, op de begrafenis van haar vader. Ik denk dat ze het altijd naar haar zin heeft op haar werk. En als het niet zo is, zou ze het vertellen. Maar wel op een kalme manier. Ze zou nooit iets op ons afreageren. Ik ben echt heel erg blij met haar.’

Een ‘zeer getalenteerde’ collega

‘Vanaf het eerste moment dat ik Wilma ontmoette vond ik haar zeer getalenteerd’, vertelt Roelof Ettema. Hij kent Wilma van de tweejarige master Verplegingswetenschap aan de Maastricht University. ‘Ze stond niet op de voorgrond. Het was juist haar bescheidenheid, slimheid en tact waardoor zij opviel.’

De Maastricht University was de eerste instelling in Nederland waar het probleemgestuurd onderwijs werd ingevoerd. Studenten moesten er in kleine groepen aan vraagstukken uit de praktijk werken. Ettema over Wilma: ‘Zij stelde de juiste vragen en wist daarmee het probleem waarmee we aan de slag moesten te doorgronden. Het was prettig om met haar in een onderwijsgroep te zitten.’

Promoveren aan de UvA

Ettema: ‘Ze was toen al ambitieus. Absoluut. Dat stak ze niet onder stoelen of banken. Maar niet op een streberige of egocentrische manier. Ze dacht vooruit. Niet om er zelf beter van te worden, maar om de zorg en het onderwijs te verbeteren. Daarbij had ze respect voor iedereen in de groep. Ik begrijp goed dat ze benoemd is tot voorzitter van het college van bestuur van de HU. Ze loopt niet met visies rond te strooien maar heeft er wel een. Zij denkt over zaken na. Denkt met je mee. Ze weet mensen voor zich te winnen en mensen met elkaar te verbinden.’

In Maastricht werd haar interesse in wetenschappelijk onderzoek gewekt. Tijdens een volgende master aan de Erasmus Universiteit Rotterdam startte ze haar promotieonderzoek. In 1999 promoveerde ze aan de Faculteit Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam op het onderwerp ‘langdurige zorg na een beroerte’. Daarna ging ze als verpleegkundige aan de slag bij het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam. Ze combineerde haar vak met onderzoek, én coördineerde onderzoeksprojecten.

Leidinggevende functie in het onderwijs

Na ruim zeven jaar bij het Erasmus Medisch Centrum nam zij een opmerkelijke stap. Ze ging verder in een leidinggevende functie in het onderwijs, een sector waarin ze naar eigen zeggen het minste ervaring had. In 2007 werd ze opleidingsmanager van Verpleegkunde en lector Evidence Based Nursing aan de Hogeschool van Amsterdam. Zij was de eerste die deze twee functies combineerde bij de HvA.

‘Ik was bereid de wetenschap op te geven, omdat ik door deze dubbele functie invloed kan uitoefenen op het curriculum’, zei ze over haar overstap in het Nederlands Tijdschrift voor Evidence Based Practice. Haar man merkt daarover op: ‘Ze is van wetenschapper steeds meer bestuurder geworden. En die trend zal zich vast voortzetten komende jaren. Maar ik heb me altijd verbaasd over hoe ze alles weet te combineren. Ze barst van de energie. Dus misschien blijft ze wel gewoon een duizendpoot.’

Nog een treetje hoger aan de HvA

Een jaar na haar aantreden op de HvA leerde ze Raoul Engelbert kennen. Hij werd opleidingsmanager en lector bij Fysiotherapie aan de HvA. ‘We trokken vaak gezamenlijk op, als maatjes’, vertelt hij. ‘Later werden we kort na elkaar bijzonder hoogleraar. Ik ken haar als een grappig en lief mens. En ze is slim en integer. Iedereen kende haar en ze stapte overal op af. Maar ze is ook duidelijk en wil dat het gebeurt zoals zij dat voor ogen heeft.’

Begin 2015 stapte Wilma een treetje hoger op de HvA-ladder. Ze werd decaan bij de faculteit Gezondheid. Ze had er zin in, zei ze tegen Folia (het nieuwsplatform van de UvA). Met deze functie kon ze werken aan de versterking tussen onderwijs, onderzoek en praktijk. En met de samenwerking tussen de opleidingen bij de faculteit, zoals Verpleegkunde en Fysiotherapie. Een jaar later kreeg ze ook tijdelijk de leiding over de faculteit Bewegen, Sport en Voeding. Eind 2017 werd ze permanent decaan van de twee faculteiten en daarmee lange tijd de enige vrouwelijk decaan aan de HvA.

Het schaap met de vijf poten

‘Dat ik nu van beide faculteiten decaan ben, leidt ook tot betere inhoudelijke samenwerking. Ze zijn elkaars verlengstuk’, vertelde ze aan Folia. Engelbert: ‘Dat heeft ze goed gedaan, want Wilma zag heel duidelijk in dat gezondheid veel te maken heeft met voeding en sport.’ Hij had vanaf toen te maken met haar als zijn leidinggevende en is inmiddels hoogleraar Kinderfysiotherapie aan de Universiteit van Amsterdam.

Engelbert: ‘Ze heeft een groot hart voor het onderwijs en voor de koppeling van onderwijs en onderzoek. Het is belangrijk voor haar dat studenten betrokken zijn bij onderzoek. De functies van lector en hoogleraar geven haar goede ingangen in het hbo en de wetenschappelijke instituties. Dat komt goed van pas bij de aanvraag van onderzoeksubsidies.’

Het aansturen van zowel onderzoek als onderwijs was bij haar in goede handen, stelt Roelof Ettema. ‘Zij was een voorbeeld voor de rest in het land. Iedereen was ermee aan het knoeien maar zij deed het gewoon.’ Engelbert is het daarmee eens. ‘Dat was uniek, zeker. Ze was daarin het schaap met de vijf poten.’

Samen optrekken

Zelf is ze kritisch over haar rol in de integratie van onderzoek in de curricula. ‘Dat is mijn moeilijkste dossier geweest’, zei ze in een afscheidsinterview met HvanA. ‘Ik heb er altijd op gehamerd dat zowel onderwijs als onderzoek onderdeel uitmaakt van de hogeschool. Maar dat is nogal een verandering, omdat de focus op de HvA altijd lag op het opleiden van studenten voor de beroepspraktijk. Hoewel het nu in de missie staat, moeten we nog behoorlijke stappen zetten. Onderzoek is nog steeds een heel klein onderdeel van de HvA.’

Bianca Buurman begon ongeveer in dezelfde tijd aan de HvA als Wilma, als docent-onderzoeker. ‘Ik werkte tegelijk voor het Amsterdam UMC en Wilma kwam van het Erasmus MC. Het klikte meteen. Wat meewerkte was dat we allebei gewend waren om in de zomervakantie door te werken.’ Buurman is inmiddels hoogleraar Acute Ouderenzorg en voorzitter van de beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland.

Buurman: ’Wilma en ik vroegen op een gegeven moment apart van elkaar subsidie aan bij een fonds voor onderzoek en innovatie in de gezondheidszorg. We wilden daarmee de onderzoekinfrastructuur bij de opleiding Verpleegkunde en de faculteit Gezondheidszorg verbeteren. Onze aanvragen werden beide afgewezen. Toen ontstond het besef dat we dit samen moesten doen en de HvA en Amsterdam UMC erbij moesten betrekken. Daar rolde een onderzoeksprogramma uit.’

Haar glas is halfvol

Buurman: ‘Het was in de tijd dat onderzoek aan de hogescholen nog een ondergeschoven kindje was en de lectoren voorzichtig opkwamen. Ons idee was dat verpleegkundigen en mensen in aanverwante functies goede onderzoeksfaciliteiten nodig hadden. Dat zij op die manier het docentschap konden combineren met onderzoek en uiteindelijk zelfs zouden kunnen promoveren en lector of hoogleraar konden worden.

Wilma heeft daarin een belangrijke rol gespeeld, eerst als opleidingsmanager en later als decaan. De verschillende opleidingen van de twee faculteiten die zij onder haar hoede had zijn meer samen gaan werken op het gebied van onderzoek. Er zijn ook flink wat docenten gepromoveerd. Dat stimuleerde anderen om er te komen werken. Wilma ziet kansen en is een optimist. Het glas is bij haar altijd halfvol.’

Roelof Ettema verloor Wilma na de gezamenlijke tijd in Maastricht uit het oog. Sinds 25 jaar is hij onder meer docent-onderzoeker bij het Instituut voor Verpleegkundige Studies aan de HU. Zonder dat ze het van elkaar wisten, promoveerden ze in de tussentijd beiden op een onderwerp over de cardiologie. In 2015 kwamen ze elkaar weer tegen toen hij een scholingstraject ging volgen voor gepromoveerden in de Verpleegkunde. ‘Toen heb ik haar gevraagd om mijn coach te worden.’

Wilma thuis. Foto: Kees Rutten

‘Je moet haar kunnen bijhouden’

Ettema gebruikte haar advies voor de opzet van een onderzoeksgroep binnen het Instituut voor Verpleegkundige Studies, waarvan hij nu het hoofd is. ‘Ze heeft aan de wieg gestaan van onze onderzoeksgroep Gepersonaliseerde Integrale Zorg, door mee te denken over de visie en de vormgeving ervan. Toen ze lid werd van het college van bestuur was dit traject reeds afgelopen. We hebben hier bijna geen contact meer over gehad.’

Op de vraag wat de valkuil is van Wilma, moet Bianca Buurman even nadenken. ‘Dat ze te snel vooruit wil. Dat is het enige wat ik kan bedenken’, zegt ze dan. Raoul Engelbert beaamt dat: ‘Ze loopt heel hard en je moet zorgen dat je haar bij kan houden. Als je dat niet kunt, heb je wel een probleem.’ Buurman: ‘Ze is zich daar ook wel bewust van. Ze is geen monomaan die altijd maar doorgaat. Wilma weet goed wat ze wil en probeert anderen mee te nemen.’

Dat laatste beaamt haar dochter Elise. ‘Als ik een probleem heb, komt ze altijd met oplossingen. Dan moet ik dóór. Als ik echt verdrietig ben krijg ik een knuffel en mag ik uithuilen. Soms is ze streng. Dan zegt ze: “Waar zit je nou eigenlijk over te zeuren, je hebt het toch goed?” Dan wil ze niet dat ik er in blijf hangen. “Een teiltje kots en weer dóór”, is haar motto.’