Het was even puzzelen, maar het is hem gelukt: Robert Bekenkamp (63) gaat eerder met pensioen. Na 40 jaar in dienst te zijn geweest bij Hogeschool Utrecht is het goed geweest. Morgen viert de populaire docent zijn afscheid.
‘Ik was eraan toe. Er gaat weer zoveel veranderen hier. nu krijgen we de zoveelste curriculumaanpassing. Wat het gaat worden? Geen idee, ik volg het niet langer.’
Als jochie had Robert boswachter willen worden, maar hij leerde al gauw dat het leven in alle opzichten niet zou gaan als hij had bedacht. ‘Ik werd uitgeloot. Toen werd het de laboratoriumopleiding, want ik was gefascineerd door wat je allemaal kon zien in water. Nu nog steeds.’
In dienst als jochie van 23
In 1983 kon hij meteen aan de slag bij Hogeschool Utrecht. De HU heette toen nog het Ghijsen instituut en zou nog 2 keer anders gaan heten. Robert kwam niet meteen voor de klas te staan, maar mocht beginnen als laboratorium-assistent. Keukenzoutoplossingen maken, petrischaaltjes vullen en vergrootglazen schoonmaken. Hij werd de microscoop-expert van de opleiding. Waar anderen na een kwartier nog steeds het druppeltje niet hadden gelokaliseerd, deed hij dat binnen seconden. ‘Gewoon een kwestie van helemaal omhoog halen, langzaam laten zakken, schuiven en draaien.’
In 2000 werd Robert gevraagd om docent te worden. Hij zei geen nee, maar had niet per se genoeg van zijn baan als lab-assistent. Ook het verzorgen van de proefdieren had hij altijd mooi gevonden. ‘Ratten, cavia’s, sprinkhanen, ik bestelde altijd bij de universiteitswinkel of bij verschillende bedrijven. Bevruchte kippeneieren haalde ik bij de boer hiernaast.’
Toiletten ombouwen
De meeste studenten die bij Robert les hebben gehad staan inmiddels in verschillende laboratoria en houden zich bezig met big data, proefdieren, dna of microbiologie. Ze onderzoeken kweekjes en doen bijvoorbeeld dierproeven bij bedrijven als Danone, ziekenhuizen en onderzoekslaboratoria. Hun collega’s die naar de universiteit gingen in plaats van het hbo? ‘Die zitten nu vooral achter een bureau’, volgens de docent.
Robert heeft misschien van alle docenten die er nu aan de HU werken wel de meeste veranderingen meegemaakt. ‘Toen we nog op de Draaiweg zaten, deden we van alles zelf. Toiletten ombouwen, gangen verven, klaslokalen opknappen, het hoorde er allemaal bij. De werkweek bestond uit veertig uur en het was goedkoper als wij wat klusten dan dat ze iemand moesten inhuren. We hadden ons eigen stekkie en namen onze eigen beslissingen. Heerlijk.’
Robert neemt over twee dagen afscheid. Wat hij het meest zal missen? Hij weet het nog even niet. Het is niet zo dat hij zich verveelt thuis. Integendeel. IVN Natuureducatie kan op hem rekenen voor een flink aantal vrijwilligersuren per week waarin hij andere geïnteresseerden opleidt tot natuurgids. Hij tennist vier uur per week en wandelt uren in het Gooi om uit te vinden of er nog genoeg vlinders, lieveheersbeestjes, gaasvliegen en oorwurmen zijn.
Er is nog steeds een docententekort aan de HU. Zou hij komenden jaren af en toe willen invallen? ‘Ik heb anderen dat zien doen en dat valt altijd tegen. Je mist de binding en ziet algauw geen bekenden meer. Dat is sowieso wel minder geworden de laatste jaren. Iedereen zit in zijn eigen hokje en als er goedemorgen gezegd wordt, ben ik altijd de eerste.’
Werd de HU steeds rijker?
Waar hij zich op verheugt? Dat is gemakkelijker. ‘Rust in mijn hoofd. Niet steeds denken aan wat nog af moet, wat nog gecheckt kan en wat nog voorbereid. Dat de computer nu bestaat is niet alleen maar een vooruitgang. Docenten moeten veel mails beantwoorden, wennen aan verschillende systemen. De labjournaals werden ook digitaal, maar dat was mooi. Vroeger had je hele stapels op je bureau, soms wel een halve meter hoog. Al die verschillende handschriften, dat was me wat.’
De laboratoria aan de HU werden door de jaren heen steeds beter. ‘Soms had ik apparatuur op mijn wagentje en dacht ik: hier ligt mijn huis. Vroeger hadden we tweedehandsjes, de laatste jaren kregen we ze nieuw, dan heb je het over tonnen. Of de HU rijker werd? Misschien juist wel armer, het is maar hoe je het ziet.’
Of Robert de studenten zal missen? Misschien. ‘Ze hadden de laatste jaren steeds vaker een rugzakje. Mijn Nederlands is slecht. Vroeger zei je dan “ik kan het niet.” Tegenwoordig heb je dyslexie. Dat geeft me soms het gevoel dat de jeugd zich erachter verschuilt. Ze hebben al problemen voordat je überhaupt bent begonnen aan je les. Maar wat moet ik ermee? Laatst zei een student dat ie niet kon komen omdat het ov staakte. Een beetje te gemakkelijk gedacht, vind ik. Hij kan toch lopen of een fiets lenen? Het is soms lastig te bepalen wanneer je begrip moet tonen of gewoon een onvoldoende moet geven.’
Geen bloemen maar geld
‘Ik ben nooit op kamers gegaan, dat was te duur. Ik was de middelste van 7 kinderen en na de scheiding van mijn ouders moest mijn moeder de touwtjes aan elkaar knopen. Mijn vader stierf jong, 49 jaar, aan kanker, ik was net 17. Hij was een regelmatige roker en dronk graag een borreltje. Ik heb daar altijd een afkeer van gehad.’
‘“Ga je straks na het feest in je eentje naar huis? Niet doen joh”, zei mijn leidinggevende Henry. Daarom neem ik mijn oudste zus mee. Ik ben nooit getrouwd geweest, het kwam er niet van. Soms vind ik het ongezellig, maar het heeft voordelen. Ik heb veel vrienden en vind van alles interessant. Vooral de natuur. Daarom heb ik ook gezegd: ik hoef geen bloemen. Als je me iets wilt geven, doe dan een donatie op het Utrechts Landschap. Dan verdubbel ik straks het totaal.’