Columns

Een week vol tranen

Foto: Kees Rutten

Met onze schouders ver naar voren, staan wij nog amper overeind. Aan deze regels uit Een vriend zien huilen kan ik niet (vertaling van het nummer Voir un ami pleurer van Jacques Brel) moet ik deze week denken.

Geen lichtvoetige kost nee. Het komt doordat ik me, na bijna een jaar Covid 19, voor het eerst afvraag of de coronamaatregelen nog opwegen tegen de ellende, het verdriet, de wanhoop die velen van ons ervaren. Ik ben niet de enige die daaraan twijfelt, blijkt als ik de NRC lees. Daarin schrijven (zelfs) vier intensivecare-artsen dat ‘de coronamaatregelen een te grote tol eisen en niet opwegen tegen de gezondheidswinst die de ziekenhuizen boeken.’ Dat dus.

Ik zie het verdriet met eigen ogen. De vriend met de kroeg in hartje Utrecht, die de huur van zijn pand nauwelijks nog kan betalen en nu maar tijdelijk post bezorgt. Daarbij aldoor verlangend naar de toog, naar de geur van bier, de gezelligheid, het begrip, het samen reizen door de nacht. ‘Hij heeft al zoveel gehuild’, vertelt zijn vrouw me. Mijn (deeltijd) pleegdochter, die dagelijks videobelt, omdat ze zich zo verveelt, mama niet kan helpen met huiswerk, ze me mist. De studente die in tranen via Teams hakkelt dat ze het even allemaal niet meer kan bolwerken, de stress de overhand neemt, ze de muren op zich af ziet komen. ‘Wat moet ik nou?’ snikt ze.

Ik vind het zwaar; de vrienden en bekenden met verdriet. Al ben ik iemand die zelf vrij makkelijk huilt, ik kan heel slecht tegen tranen van anderen. Ik wil ze het liefst stelpen, die tranen van onmacht (dat zijn de ergste), ze in een porseleinen doosje stoppen en er pas weer bij pakken als de wereld er anders uitziet. ‘Kijk’, zal ik dan zeggen, ‘weet je nog?’ En ook: ‘Gelukkig is alles beter nu.’

Tot die tijd luister ik naar (de vertaling van) Brel. Natuurlijk wordt alom gestreden en zwijgt voor velen de muziek, de tederheid is overleden, en de illusies zijn doodziek.

(volgende keer weer een vrolijker column…)