Interview

Fonkelnieuw collegelid Eva Reuling: ‘Ik sta voor toegankelijkheid’

Foto: Kees Rutten

Breed lachend komt ze met grote passen de vorige vergadering uitgelopen en steekt haar hand uit. ‘Hi, ik ben Eva, leuk je te ontmoeten, is er nog tijd voor een sanitaire stop? En zal ik even koffie voor je halen? Ah, haal jij voor mij? Hartstikke fijn, dankjewel.’

Eva Reuling werkt al bijna tien jaar bij de HU, eerst als opleidingsmanager HRM, later als instituutsdirecteur van verschillende instituten. Sinds september is ze lid van het college van bestuur.

Hoe vond je de eerste maanden als collegelid?
‘Geweldig. Ik heb voortdurend ‘eerste keren’. Na acht jaar op één plek als directeur kende ik de klappen van de zweep wel. Nu moet ik steeds nadenken: hoe zit dit? Wat is hieraan vooraf gegaan? En hoe zal ik dit eens aanpakken?

Bijvoorbeeld de eerste keer naar de Raad van Toezicht of de Hogeschoolraad. Of het hijsen van de Pride vlag op Coming-Outdag. En de eerste keer naar het bestuurlijk overleg van het Beroepsonderwijs Utrecht. Dan zit je aan tafel met de bestuurders van de mbo’s en de Marnix Academie. Er ligt dan een agenda met punten die al langer spelen en mensen kennen elkaar.

De vergadering van net ging over Maak je Stap, een gezamenlijk platform om mensen uit de regio aan het werk te helpen in de tekortsectoren, zoals techniek, lerarenopleiding en zorg. De HU is daarin een grote partij en ik zit dan wel even te kijken naar hoe iedereen zich gedraagt. Superinteressant.

Een andere eerste keer was mijn voorstelrondje op de leidinggevendendag, samen met Wilma (collega bij het College van Bestuur) op het podium. Voor het eerst kon ik niet zien hoe collega’s op me reageerden.’

Vond je dat spannend?
‘Nee. Afgelopen maanden heb ik honderden mailtjes en linkedIn-berichten gekregen van mensen die me feliciteerden en aardige dingen schreven. Ik voel me gedragen, althans nu nog wel (grinnikt).’

Wat voor aardige dingen?
‘Vaak stond er “Wat fijn voor de HU dat jij het bent geworden.” Niet één keer, maar tientallen.’

Begrijp je dat?
‘Ja, ik vertegenwoordig een bepaalde toegankelijkheid. En een passie voor deze opdracht.’

Wat maakt je toegankelijk?
‘Ik ben benieuwd naar wat iedereen te zeggen heeft en ik luister goed. Het is een lelijk woord, maar wij werken samen in een “ecosysteem”. Daarin heeft iedereen zijn rol en is ook iedereen nodig.’

Foto: Büsra Kondakçi

Wat maakt jou nog meer goed voor de HU?
‘Het helpt als je iemand in het bestuur hebt die veel af weet van digitalisering en er graag iets mee wil uitrichten. Er zijn veel technologieën die het leven voor studenten en de samenleving beter kunnen maken, maar die moet je dan wel allemaal willen onderzoeken. Om daar verstandig uit te kiezen moet je je dagelijks oriënteren. Dat wordt voor mij ook een lastig klus, ik zet er graag mijn tanden in.

We overwegen ook de leeruitkomsten, de leeractiviteiten en de toetsing los van elkaar te gaan beschrijven. Dat geeft de mogelijkheid om leeractiviteiten te wisselen. Als de student dan een leuk idee heeft, of er is een mooi project waarbij hij met dezelfde stof bezig is dan kan hij dat gemakkelijker gaan uitvoeren. Dat maakt leren buiten de HU of vrijwilligerswerk ook veel gemakkelijker. Kortom, het maakt heel veel mogelijk en beperkt weinig. Bovendien is het interessant voor docenten, want zij hoeven dan niet meer alles anderhalf jaar van tevoren vast te leggen in ACO (een puntenregistratiesysteem, red).’

Aan welke verbeteringen denk je?
‘Met kunstmatige intelligentie zou je studenten aanbevelingen kunnen geven over welke vakken nog meer interessant voor ze zijn binnen de hogeschool. Of je kunt colleges realtime vertalen in een andere taal. Met een Digital Twin Utrecht kunnen we de gebiedsontwikkeling vooruit helpen en tegelijk heel gaaf onderwijs en onderzoek ontwerpen. Of denk aan automatisch roosteren, met een sensor in de lokalen die automatisch meet of er mensen zijn. Dat de ruimte vervolgens wordt vrijgegeven als niemand is komen opdagen binnen 5 minuten, ik noem maar wat. Er zijn al mensen die hieraan werken, maar een meer samenhangende beleidsagenda zou de ontwikkelingen kunnen versnellen.

Er is geen enkel beroep waarvoor wij opleiden dat niet verandert door digitalisering en technologie. Dus het vraagt inzet van iedereen om ons onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering state of the art te houden. En technologie in te zetten voor een positief effect op mens en samenleving. Dat betekent ook dat we ons goed moeten verdiepen in de ethische, morele en juridische kanten ervan.’

Heb je nog meer voorbeelden van wat je wilt met digitalisering?
‘Wil je dat ik doorga?’ (proest het uit). Nou, ik zou willen dat studenten al hun informatie in één portal kunnen vinden. Hun rooster, hun cijfers, hun docenten, nieuwtjes, ga zo maar door.’

Anders toetsen ook, minder leraren voor de klas?
‘De manier van toetsen moeten opleidingen zelf bepalen. Minder docenten wil ik zeker niet, zij zijn het belangrijkste! Ik zou wel zoveel mogelijk administratie willen automatiseren, zodat docenten kunnen doen waar ze energie van krijgen: met studenten, onderzoekers en professionals op pad gaan om samen te leren en te innoveren.

Er zijn ontzettend grote problemen in de zorg, daar moeten we ook nieuwe dingen voor verzinnen. Dus ook de buitenwereld verder helpen, op een ethische manier.

Ik heb tien jaar voor de HU gewerkt en neem mijn ervaringen mee. Als bestuurder kan ik zelf geen dingen meer implementeren, maar ik kan er wel voor zorgen dat anderen zaken regelen.’

Hoe wil je dat gaan doen?
‘Door net even wat verder te gaan in een vergadering, en aan het eind te vragen: “Wat hebben we nu afgesproken? En wat gaat het resultaat worden van dit gesprek? Weet jij nog wat je gaat doen?” Als het antwoord nee is, moeten we verder praten, anders gebeurt er dus niets.

Ik voel enorm de invloed die ik kan uitoefenen vanaf deze plek. Maar ook de verantwoordelijkheid om daar zorgvuldig mee om te springen.’

Heb je een voorbeeld?
‘Ja. Maar ik wil dit even heel zorgvuldig formuleren, zodat het geen verkeerd effect krijgt. We zijn nu uitgebreid aan het praten met de Hogeschoolraad over de architectuur van het onderwijs, datgene waar we het net over gehad hebben. Over welke afspraken helpend zijn voor de teams om zelf te kunnen bepalen welke nieuwe mogelijkheden ze hun studenten bieden. Als we erin slagen om daarover afspraken te maken, zal dat enorm veel invloed hebben op iedereen.’

Eva op de Leidinggevendendag

In hoeverre vind je het ongemakkelijk om collega’s nu aan te sturen, terwijl je eerst naast ze stond?
‘Ik stuur niemand aan, ik draag gewoon op een andere manier bij. Als ex-directeur weet ik als geen ander dat het college van bestuur het niet beter weet. Ieder heeft zijn rol. Wat ik soms mis, is even snel een plannetje te realiseren, want daar kreeg ik altijd veel energie van. Zo ontwikkelden we bij ons Institute for People & Business twee nieuwe masters (Data driven busines en de master projectmanagement). Dit deden om te zorgen dat doorstuderen in het hbo meer vanzelfsprekend wordt. Voor een master hoef je niet naar de universiteit.’

Ben je veel meer aan het praten vanuit deze positie?
‘Juist minder. Ik ben vooral meer aan het lezen, op vrijdagmiddag en op zondag.’

Jan Bogerd zei in zijn afscheidsinterview dat zijn weekends al die jaren maar één dag hadden geduurd. Geldt dat voor jou ook?
‘Nee. Ik kies er voor om ergens in het weekend een paar uurtjes rustig te lezen. Maar de activiteiten met mijn gezin hebben voorrang. Doordeweeks ben ik vaak om zes uur thuis. Eén of twee avonden per week ben ik aan het werk, maar ik woon in Utrecht, dus dat is goed te doen. Ik wilde nu eenmaal heel graag deze baan en hard werken hoort erbij. Vroeger zat ik trouwens ook niet elke dag om 18:00 uur aan de piepers.’

Eva met haar man en kinderen (Lucas en Elin) op vakantie

Is er iets waarvan je al die jaren popelde om het te veranderen?
‘Haha, nee! Natuurlijk niet!’ (Stilte). ‘Ik heb vooral ontzettend veel respect voor de bestuurders die we afgelopen jaren hebben gehad. We plukken nu de vruchten van de moeilijke beslissingen die zij hebben genomen. En ik zit inhoudelijk op dezelfde koers.

Maar ik denk dat we slagvaardiger kunnen zijn. Als directeur kon ik de uitvoering binnen mijn instituut zelf doen. Nu zou ik de cultuur wat willen veranderen, iets resultaatgerichter en ondernemender worden met z’n allen. Hoe dat precies moet, weet ik nog niet. We hebben natuurlijk de hbo-fraude meegemaakt en daarna werden we voorzichtig, wilden we geen fouten maken. Dat gevoel zie ik nog steeds wel eens. We zijn risicomijdend, willen het te goed en te gedegen doen. Het zou wat sneller kunnen, en dan maar iets minder perfect. We gebruiken veel woorden om het helemaal met elkaar uit te denken. En héél precies.’

Wat kun jij daaraan gaan doen?
‘De goede vragen stellen aan de juiste personen. In plaats van de halve vraag stellen aan de verkeerde mensen, die er dan heel lang over doen om het uit te werken en terugkomen met iets wat je eigenlijk niet had bedoeld.’

Ben jij goed in het stellen van die juiste vragen?
‘Dat hoop ik.’ (Stilte) ‘Ja, ik denk het. Ik weet waar je allemaal rekening mee moet houden. Met alle verschillende mensen in de hogeschool. “Hét personeel” bestaat namelijk helemaal niet. Huismeesters, lectoren, docenten, díe bestaan. We hebben 36 duizend studenten, dus er is altijd wel iemand het er niet mee eens. Ik heb tien jaar lang meegemaakt hoe verschillend mensen denken over vraagstukken. Je moet het goed brengen, maar ook durven varen op je eigen kompas.’

Is dat iets wat jij meebrengt in dit nieuwe bestuur?
‘Ja, al ik denk dat alle bestuurders dat doen. Ik kan het niet iedereen naar de zin maken en neem die verantwoordelijkheid. Dat zal niet altijd gemakkelijk voor me zijn. Wat ik nog kan leren is die meerstemmigheid goed tot z’n recht laten komen en toch koers houden. Diep in mijn hart wil ik namelijk gewoon mensen blij maken.’

Is er iets waar je je kwaad om kunt maken?
‘Zeker. Onrecht. En als mensen mijn integriteit in twijfel trekken, maar dat ervaar ik dan waarschijnlijk ook als onrecht, haha.’

Wanneer was je voor het laatst kwaad?
‘Ik ben geen bozerd – niet snel kwaad. Eerder verdrietig dan boos.’

Wanneer voor het laatst?
‘Hmm, je hebt klein en groot verdriet. In de categorie klein was het gisteren, op de vijftiende verjaardag van mijn zoon. Het liedje ‘Anne’ van Herman van Veen kwam op de radio. Dat deed me denken aan een van mijn beste vriendinnen die acht jaar geleden is overleden. Ze was vernoemd naar dit lied.’

Wat was je laatste mooie boek?
‘Een klein leven van Hanya Yanagihara. Dat maakte indruk.’

Muziek?
‘Minder. Ik hou van kletsen, gezelligheid en van stilte. In mijn eentje zet ik geen muziek op.’

Wat doe het liefst in je vrije tijd?
‘Op pad gaan met mijn vriendinnen: uit eten of naar een Bed en Breakfast. Met mijn gezin naar de film of een museum. Kijken bij de sportwedstrijden van de kinderen. Borrelen met de buurt.’

Ben je getrouwd?
‘Nee, maar al 25 jaar samen met Dimitri. Hij is verkeersadviseur bij de gemeente en kan gemakkelijker thuis zijn dan ik om dingen te regelen. Hij is een aanpakker en een gezinsman. Een lot uit de loterij.’

Waarom was je jeugd warm, zoals je zei in het interview op EenHU?
‘Ik heb een lieve moeder bij wie ik altijd terecht kon. Ze werkte bij hogeschool IJsselland (Nu Saxion) als docent milieukunde en later adjunctdirecteur. Hoewel ze in haar eentje zorgde voor mijn broertje en mij, had ik het gevoel dat ze er altijd was. En dat is nog steeds zo.’

Wat wil je met de HU? Hoe ziet de instelling eruit over tien jaar?
‘Ik wil dat elke medewerker en student dan denkt: hier mag ik zijn wie ik ben, ongeacht mijn denkbeelden. Dat móet kunnen. En over tien jaar vindt het onderwijs en onderzoek voor een nog groter deel buiten onze gebouwen plaats. Studenten, docenten, onderzoekers en vaklui werken dan samen aan maatschappelijke opgaven en al doende zullen ze leren.’

En de leraar voor de klas?
‘Die is er dan nog steeds, maar zijn werk zal er anders uitzien. Het is niet houdbaar dat een docent altijd eerst zelf de boeken moet lezen, er vervolgens een PowerPoint van maakt, voor het geval dat studenten die stof ooit eens nodig zullen hebben.

Wat ik wil, is dat studenten aan het werk zijn samen met docenten en professionals, en de boeken gaan lezen die ze op dat moment nodig hebben. Dat ze algoritmes kunnen gebruiken om te struinen naar welke hoofdstukken uit bepaalde Chinese literatuur ze precies moeten hebben. Dat lijkt me mooi. Als we zo met 40 duizend mensen op die manier gaan werken aan maatschappelijke vraagstukken, kunnen we pas echt impact hebben.’

Eva Reuling in een notendop:
Geboren in 1979, opgegroeid in Deventer
Opleiding: Sociale Geografie
Buitenlandse Zaken – assistent Ambassadeur voor Duurzame Ontwikkeling en medewerker Nederlandse Permante Vertegenwoordiging bij de EU in Brussel
Rijksdienst voor Ondernemend Nederlands – Accountmanager scheepsbouw, olie en gas
Economische Zaken – Clusterleider Zuidoost Nederland
Economische Zaken – Clusterleider Europese structuurfondsen
Eva woont samen met haar vriend Dimitri en hun 2 kinderen van 11 en 15 in Utrecht