Achtergrond

‘Geen crisis in het hbo’

Door de te gemakkelijke diplomaverstrekking bij sommige opleidingen van Hogeschool Inholland, zijn ook andere hogescholen, waaronder de HU, onderzocht door de inspectie. Door de ontstane reuring staat het hbo momenteel in een kwaad daglicht. Een gesprek met de drie leden van het college van bestuur: Geri Bonhof, Huib de Jong en Jan Bogerd. ‘De kranten staan er vol van, maar ik vraag me af hoeveel mensen ermee bezig zijn.’

Als Huib de Jong op feestjes laat vallen dat hij hbo-bestuurder is, kijken zijn gesprekspartners hem vragend aan. ‘Het beeld dat door Inholland is ontstaan is dominant en daardoor wordt er argwanend gekeken naar heel het hbo’, zo is zijn ervaring. De buurman van Geri Bonhof vraagt wel eens gekscherend of het weer een moeilijke dag wordt. Maar verder vindt ze het meevallen hoe vaak ze wordt aangesproken over Inholland en de vermeende crisis in het hbo. ‘De kranten staan er vol van, maar ik vraag me af hoeveel mensen ermee bezig zijn’, zegt ze. De achterdocht slaat om in bewondering als je vertelt hoeveel studenten aan de HU studeren, welke studies er bestaan en wat voor onderzoek er wordt gedaan, meent Jan Bogerd. ‘Een groot deel van de afgestudeerden gaat werken in de regio. Bij elk bedrijf of instelling waar je binnenloopt kom je oud-studenten tegen. Ik ben er trots op dat we een wezenlijk deel uitmaken van deze omgeving.’

IRRITATIE
Nadat bekend werd dat enkele opleidingen van Inholland zwaar onder de maat zijn, kwamen er berichten dat het niveau van opleidingen bij enkele andere hogescholen zorgelijk zijn. De Volkskrant kopte: crisis in het hele hbo en waarde hbo-diploma ter discussie. Dit tot irritatie van Bonhof. ‘Er is geen crisis in het hbo’, zegt ze stellig. ‘We ontkennen niet dat er iets mis is, maar je moet het tot z’n ware proporties terugbrengen. Ik verwijt de media dat ze de zaak opblazen.’ De Jong: ‘Ik heb momenten dat ik me vreselijk erger aan de manier waarop in de journalistiek alles vele malen groter wordt gemaakt dan de feiten rechtvaardigen en waardoor het hele hbo ter discussie wordt gesteld.’ Hij was bij de presentatie van het rapport van de Onderwijsinspectie. ‘Dan zie je inderdaad in de tabellen dat er veel mis is. Maar als je nauwkeuriger kijkt, gaat het bij de meeste opleidingen niet over het gerealiseerde niveau. De diploma’s staan niet ter discussie. Wat wordt geconstateerd is dat het administratief niet op orde is. Dan komt de inspectie met de zware term: er is in strijd met de wet gehandeld.’
‘De HU houdt zich niet aan de wet, lees je vervolgens in de krant. Dat komt hard aan,’ stelt Bogerd. ‘Maar het is uit te leggen. Zeker als je laat zien dat je het serieus neemt en vertaalt naar een concreet verbeterplan.’ Bogerd: ‘Je kunt je afvragen of de wet niet veel te detaillistisch is en zich niet verhoudt tot de realiteit. Van de andere kant biedt het een garantie voor studenten, bedrijven en instellingen op een goede voorbereiding op een diploma.’

CIJFERS
Ondanks de harde noten die de Onderwijsinspectie kraakt, vinden de collegeleden de rapporten adequaat en genuanceerd. ‘Het is de rol van de inspectie om met name op de procedurele kant te checken’, zegt De Jong. ‘Dan komen ze in hun rapporten tot harde oordelen. Je kunt het zien als een externe actor die op dingen wijst waardoor je nog eens kan nadenken of het onderwijs verloopt volgens je eigen professionele maatstaven.’
Inholland-praktijken, zoals het te makkelijk verstrekken van diploma’s, komen aan de HU niet voor. Althans niet voor zover bekend. De Jong: ‘Direct nadat de kritiek over Inholland losbarstte, hebben we het initiatief genomen om te kijken hoe wij er als hogeschool voor staan. Uit het rapport van de interne taskforce en het onderzoek van de Onderwijsinspectie wordt klip en klaar dat er met het niveau van het onderwijs van de onderzochte opleidingen niets aan de hand is. Wel zijn er kanttekeningen geplaatst bij de manier waarop het georganiseerd is en de administratieve processen lopen. Dan gaat het bijvoorbeeld over het Onderwijsen Examenreglement en de snelheid waarmee cijfers bekend worden gemaakt. Die zaken waren min of meer al bekend en we werken er hard aan om ze te verbeteren. Daarbij zijn alle opleidingen geaccrediteerd. Ze zijn aan de maat wat betreft de onderwijskundige criteria van de accreditatie. We weten ook dat we het in de ranking van de tevredenheid van studenten niet goed doen. Daar is een traject op gezet, waarover de commissie-Gispen (voormalig rector magnificus van de Universiteit Utrecht; red.) verslag doet, dat er op is gericht zo snel mogelijk verbeteringen aan te brengen.’

SENTIMENT
Hoe is het te verklaren dat de bevindingen leiden tot zoveel reuring in de samenleving? ‘Als ik dat zou weten dan zat ik hier misschien niet’, lacht Bogerd. ‘Toen de vorige zomer het eerste bericht over Inholland hierover naar buiten kwam, kon je voorspellen dat het een grote zaak zou worden,’ stelt hij. ‘Dat heeft te maken met het sentiment dat in het land leeft. We krijgen voortdurend te horen: het onderwijs deugt niet.’ Hierin spelen ook de veranderingen in het hbo van de laatste tien jaar een rol, waarbij het competentiegericht onderwijs en praktijkgericht onderzoek hun intrede deden. Bogerd: ‘Simpel gezegd: wij zijn van een school een kennisinstelling aan het worden waarbij studenten colleges krijgen en geacht worden zelfstandig te studeren. Dan krijg je kritiek dat studenten te weinig les krijgen, maar het hbo heeft meer contacttijd dan de universiteit. Over de universiteit hoor je niemand. Kennelijk is het daar geaccepteerd en bij ons niet.’
Dergelijke geluiden beluistert hij ook bij ouders van kinderen in zijn omgeving. ‘Deze ouders zeggen bijvoorbeeld dat ze pas na drie maanden horen dat hun zoon of dochter nooit op school is geweest en dat ze daarover nooit zijn gebeld… Natuurlijk ben je niet gebeld; het zijn volwassen studenten. De ouders liepen hier 25 jaar geleden wellicht zelf rond. Die hebben dat beeld van die toenmalige school.’ ‘Dat laatste geldt ook voor de beslissers en politici in het land’, zegt Bonhof. ‘Die studeerden in een andere tijd en hebben dus verouderde beelden van het hbo. Daar loop ik geregeld tegenaan.

HYPE
Rond het hbo ontstaat snel een ‘hype’, zei ze onlangs op een discussiebijeenkomst. Bonhof legt uit: ‘Hogescholen staan midden in de samenleving. Wij leveren onderwijzers, verpleegkundigen, ingenieurs, journalisten. Als er een tbs’er ontsnapt moeten de social workers het ontgelden. Onze afgestudeerden staan midden in de samenleving en die samenleving heeft zijn mening snel klaar.’ Een van de oorzaken van het wantrouwen jegens het hbo, zou ook de schaalvergroting kunnen zijn die de hogescholen sinds de jaren tachtig hebben meegemaakt, oppert De Jong. ‘Door de complexiteit van een type organisatie als Inholland, met al die vestigingen, wordt het heel moeilijk een profiel aan te brengen en gemeenschappelijke afspraken te maken over hoe alles georganiseerd moet worden.’
De HU heeft het voordeel dat de faculteiten zijn geconcentreerd in de stad Utrecht, met een vestiging in Amersfoort. ‘Maar als ik zie welke stappen wij vijftien jaar na de fusie nog zetten die te maken hebben met het goed organiseren van de instelling dan speelt dat toch nog steeds een rol. Zoals de uniformering van de cijferinvoer in studieinformatiesysteem Osiris. En’, vervolgt hij, ‘we hebben er moeite mee om gebruik te maken van elkaars kennis in de organisatie. Juist ook omdat opleidingen en faculteiten soms nog erg naar binnen gericht zijn. De School voor Journalistiek heeft een enorme traditie en de mensen die daar werken zijn niet gauw geneigd dat op te geven. Dat neem ik ze ook niet kwalijk, maar tegelijkertijd is de opleiding ingebed in de grote hogeschool en dat vraagt aanpassen aan die organisatie.’

BUREAUCRATIE
De oplossing moet volgens hem niet gezocht worden in het opknippen van de HU in zelfstandige faculteiten met een eigen onderwijsfilosofie en ondersteunende diensten ‘Dat hoor ik vaker. Tegen grootschaligheid. Tegen bureaucratie. Tegen overhead. Maar als je van de zes faculteiten zes hogescholen gaat maken, krijg je zes colleges van bestuur, zes financiële administraties en zes aparte ict-voorzieningen Als je dat bij elkaar optelt kom je tot een behoorlijke bureaucratie. Mijn lijn is meer: organiseer in die grootschaligheid kleinschaligheid. Dan kom ik op het punt van de professionele autonomie. De verantwoordelijkheid voor het onderwijs moeten we diep in de organisatie, bij de docententeams, neerleggen. Dus zij gaan over de manier hoe de opleiding wordt vormgegeven en welke didactische werkvormen worden gebruikt.’
Dit leidt tot een spanning in de organisatie, signaleert hij. De Jong: ‘Er is een min of meer scherpe scheiding tussen enerzijds de bedrijfsvoering en facilitaire kant en aan de andere kant het onderwijs en onderzoek. Als het gaat om onderwijslogistiek, zoals het invoeren van de cijfers in Osiris, zijn we bezig met een proces van standaardisering. Tegelijkertijd zijn we bezig om meer verantwoordelijkheid neer te leggen bij de opleidingen. Ik kan me voorstellen dat docenten en anderen daar soms raar tegen aankijken.’
Het opdelen van de HU is ook om een andere reden niet zo’n goed idee, vindt Bogerd. Om de kritiek op het hbo een halt toe te roepen wil staatssecretaris Zijlstra onder meer dat alle docenten straks beschikken over een mastergraad. Een maatregel waar de hogeschool al langer naar toewerkt. ‘Ik denk dat er onvoldoende mensen op masterniveau beschikbaar zijn om de vraag van het hoger onderwijs in de komende jaren te vervullen’, vreest Bogerd. ‘Er zal een sterke concurrentie plaatsvinden op de arbeidsmarkt tussen de verschillende hogescholen. Dan is de vraag: ben je als instelling aantrekkelijk genoeg als werkgever? Grootschaligheid is met een gevarieerd aanbod van opleidingen en met een substantiële onderzoeksportefeuille een van de dingen waardoor je je kan onderscheiden.’

KERNVAKKEN
Sommige andere maatregelen die Zijlstra afkondigde kunnen in de ogen van het college goed werken. Dat de accreditatieorganisatie NVAO zelf eindstudeerwerkstukken selecteert die ze gaat controleren bijvoorbeeld. ‘Dat vind ik helemaal terecht’, meent Bonhof. ‘Nu kunnen wij zelf werkstukken voorleggen die we representatief vinden, maar een steekproef is beter.’ Daarbij krijgt de Onderwijsinspectie wettelijk de mogelijkheid om na signalen zelf op onderzoek uit te gaan. Prima, meent Bonhof. ‘Dat kennen we al lang in de andere onderwijssectoren, maar in het hbo bestond dat tot dusver niet. Daarmee heeft de wetgever een extra borging.’
Op de vraag of landelijke examens voor de kernvakken (de belangrijkste vakken) van een opleiding haar goedkeuring heeft, volgt een kleine denkpauze. Voorzichtig oppert ze dat dat bij sommige vakken kan. Dat gebeurt bij rekenen en taal bij de pabo en bij accountancy wordt al jarenlang centraal getoetst. ‘Maar het is lastig om kernvakken aan te wijzen binnen opleidingen die interdisciplinair zijn. En als het dan vervolgens is gelukt dan is het organiseren van een landelijk toetsmoment, dat plaatsen tijdonafhankelijk is, een hele kostbare operatie. Maak je het landelijke toetsmoment niet tijden plaatsonafhankelijk, maar stel je daar vaste momenten voor vast, dan gaat dat ten koste van de flexibilisering en de mate waarin studenten hun eigen leerweg kunnen vormgeven.’
Daarbij komt dat studenten en docenten de neiging hebben zich te richten op datgene wat getoetst wordt, stelt Bonhof. ‘Als dat een hele dominante factor wordt maak ik me ernstige zorgen. Want dan gooi je het kind met het badwater weg. Dan gaat kennis ten koste van het toepassen van die kennis en een goede attitude. Samen zijn ze de elementen van het competentiegericht onderwijs. Dan kunnen verpleegkundigen straks elk botje vinden, maar weten ze niet hoe je iemand met een doorligwond moet helpen.’

De interviews vonden plaats voor publicatie van het rapport van de commissie-Gispen. De aanbevelingen hierin zijn daarom niet in dit artikel verwerkt.

Geri Bonhof (1954) sinds 2003 voorzitter van het college van bestuur, vice-voorzitter van de HBO-Raad en oud-collegelid van de Hogeschool van Amsterdam.

Jan Bogerd (1962) sinds 2009 collegelid en daarvoor directeur van de faculteit Economie en Management.

Huib de Jong (1954) sinds 2006 collegelid (inmiddels vice-voorzitter) en voormalig bestuurder van de Universiteit.

Foto: Kees Rutten