Hij is nog krap zes maanden collegevoorzitter. Hij heeft humor, kan goed luisteren en snapt het studentenleven. Een bestuurder die docent in hart en nieren bleef. Dit zijn enkele kwalificaties van medewerkers en studenten die zich uitspreken over de mister Hogeschool Utrecht van afgelopen 8 jaar.
Joram van Velzen: Jan Bogerd durft en gaat soms iets te snel
Joram is dit jaar voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb), student Social Work aan de HU en voorheen actief in de HU-medezeggenschap en Taskforce Studentenwelzijn
‘Als collegevoorzitter is hij authentiek. Dat wil zeggen: als hij het niet met je eens is, kan je dat goed zien aan zijn gelaatsuitdrukking. Ik heb hem wel eens gezegd: “Wat kijk je boos als je het ergens niet mee eens bent.” Toen zei hij: “Dat doe ik niet expres, dat is hoe ik ben.”
Het is een positieve eigenschap want dan weet je wat je aan iemand hebt en kan je inhoudelijk het gesprek aangaan. Als je hem weet te overtuigen met argumenten dan is hij ook bereid op beslissingen terug te komen.
‘Hij heeft veel visie ingebracht bij de hogeschool. Hij vindt bijvoorbeeld studentenwelzijn een van de belangrijkste taken die bij een hogeschool horen. In het onderwijs moet volgens hem hiervoor ook aandacht zijn. Waarbij docenten zichzelf bijvoorbeeld kunnen bijscholen over hoe ze moeten omgaan met het welzijn van studenten. De focus moet niet alleen op de vakken liggen maar ook op de ontwikkeling als mens. Niet iedereen is het met hem eens. Het typeert hoeveel hart hij heeft voor onderwijs en studenten.
‘Ander voorbeeld van een duidelijke visie is dat Jan een groot voorstander is van de opheffing van het bindend studieadvies, net als de LSVb trouwens. Dat is een controversiële stellingname binnen onderwijsland. Het getuigt van leiderschap dat hij dit standpunt inneemt. Hij durft daarin groots te denken en dat is wel eens nodig.
‘Soms betekent deze durf om groots te denken dat hij net iets te snel gaat. Met de onderwijsinnovaties bijvoorbeeld. Dan moeten opleidingen in korte tijd het hele curriculum op de schop nemen. Dat kan positief zijn maar in sommige gevallen gaat het te hard voor de hele HU. Dan levert het bijvoorbeeld een piek op in de werkdruk bij docenten. Dat is een risico wat eraan vastzit.
‘Jan is een groot voorstander van de opheffing van het bindend studieadvies. Dat getuigt van leiderschap’
‘Er is één punt waarbij wij verschilden van visie en waar we niet uit zijn gekomen. Dat was in coronatijd in 2021. Bij de introducties van studieverenigingen mochten geen overnachtingen plaatsvinden of alcohol gedronken worden. Bij de universiteit was dit allemaal wel toegestaan. Maar Jan en het college van bestuur hielden eraan vast om strengere maatregelen te hanteren dan de overheidsadviezen op dat moment. De studenten snakten naar een goede introductie terwijl die met die HU-regels werden belemmerd.
‘Ik had het niet georganiseerd maar ik had al wel geluiden gehoord dat mensen uit protest met bierkratten op het fietspad zouden gaan zitten. Dat is toen inderdaad ook gebeurd maar het bleef heel beschaafd. Dat hebben we gezegd in de raad en we waren benieuwd wat de reactie zou zijn van het college. De maatregelen bleven zoals ze waren. Er is ook geen uitgebreide verklaring gekomen van de hogeschool.’
Annette Wind: Een echte onderwijsman, maakt zich sterk voor studentenwelzijn, maar er was soms ook flinke strijd
Annette is voorzitter van de Hogeschoolraad (HSR) en docent geschiedenis bij het Instituut Archimedes
‘Tussen de Hogeschoolraad en Jan Bogerd bestaat een constructief-kritische samenwerking. Wij krijgen veel ruimte om wijzigingen aan te brengen bij besluiten van het college van bestuur. Zaken die niet goed lopen, kunnen we openlijk met het college en Jan bespreken. Deze samenwerking heeft ook vorm gekregen in een nieuwe visie op besturen en medezeggenschap.
‘Jan heeft gevoel voor humor, kan goed luisteren, is enigszins flexibel en denkt mee met ons. Hij is laagdrempelig en ook voor studenten makkelijk te benaderen. Tijdens vergaderingen is hij niet al te formeel. Soms kunnen studenten behoorlijk scherp uit de hoek komen en af en toe ga ik er zelf ook fors in. Dan kan hij een beetje geïrriteerd reageren, maar even later praten we daarover na bij het koffieapparaat. We hoeven niet bang te zijn dat we op z’n tenen trappen.
‘Jan is voor een aantal onderwerpen belangrijk geweest voor de hogeschool. We zijn op een andere manier gaan kijken naar onderwijs en hij speelde daar een belangrijke rol in. Studiesucces is studentsucces geworden. Studiesucces gaat vooral over diploma’s halen en het liefst binnen vier jaar. Studentsucces kijkt veel breder naar onderwijs: ook de persoonlijke vorming en de sociale binding zijn hierbij belangrijk. Hij heeft zich daarnaast ook sterk gemaakt voor het studentenwelzijn.
‘Tijdens de coronaperiode stonden we wel eens tegenover elkaar’
‘Jan wil daarom investeren in studieverenigingen, science cafés en honoursonderwijs. Hij is een echte onderwijsman en weet wat goed onderwijs is. Ook als cvb-voorzitter heeft hij een honoursproject begeleid als docent en deed hij mee aan assessments van studenten bij het Instituut voor Associate Degrees (IAD). Ik vind het ook goed van hem dat hij zich sterk maakt voor de maatschappelijke rol van de hogeschool, zoals duurzaamheid en het tegengaan van het lerarentekort.
‘Het college en de HSR leverden af en toe wel flinke strijd. Tijdens de coronaperiode stonden we wel eens tegenover elkaar. Landelijk was het bindend studieadvies opgeschort naar het tweede jaar. En toen wilde het college eraan vasthouden dat studenten 50 studiepunten moesten hebben voor een positief advies in het tweede jaar. Door onderhandelingen heeft de HSR het voor elkaar gekregen dat dat 30 studiepunten werden. Het is mogelijk om tot dat soort compromissen te komen.
‘Wat minder uit de verf is gekomen tijdens zijn voorzitterschap is de teamontwikkeling. De bedoeling is dat teams steeds meer zelf met elkaar beslissingen nemen in plaats van de opleidingsmanager. Wij hadden gehoopt dat daar een plan voor zou komen. Dat komt nu pas van de grond. Wat verder tegenvalt is de aanpak van de werkdruk. Wij vinden dat de instituten er veel te lang mee weg zijn gekomen. Nu is het zover dat het college van instituutsdirecteuren vraagt dat ze met uitgewerkte plannen komen. Dat had eerder gemoeten.’
Henri Kiers: Meer samenwerking, met het risico op versplintering
Henri is directeur van het Instituut voor Bewegingsstudies en het Kenniscentrum Digitale Business and Media (tijdelijk)
‘Jan Bogerd is een aardige vent en een docent in hart en nieren. Ook als hij als voorzitter van het college van bestuur voor een groep directeuren staat. Hij ziet de mensen in de zaal, kan lachen om opmerkingen van andere mensen en anderen positief benaderen door non-verbale expressie. Hij heeft absoluut een mening en een visie en legt die ook op tafel. Je praat hem niet zomaar van de sokken.
‘Ik ben bij de HU begonnen als student, later als stagiair en daarna werd ik hier docent. Ik maakte hem in het begin op afstand mee. Vanaf de bank is het makkelijk om te roepen dat er van alles fout gaat. Maar de afstand werd steeds kleiner en toen ik directeur werd en Jan beter leerde kennen heb ik echt waardering voor hem gekregen.
‘Als instituutsdirecteur maakte ik de opheffing van de zes faculteiten in 2017 mee. Dat was een goede beslissing waarin Jan een groot aandeel had. Die faculteiten vormden bijna zes afzonderlijke hogescholen binnen de HU. Het management kwam pas op het niveau van de faculteitsdirecteuren bij elkaar.
‘Het opheffen van de faculteiten was een gouden greep’
‘Er waren wel wat praktische problemen over de inrichting in de nieuwe organisatie. Maar tussen de instituten ontstonden meer contacten. Voorheen liep ik op directeurendagen rond en kwam ik mensen tegen die ik nog nooit gezien had. Nu ken ik ze allemaal. De lijntjes zijn veel korter. Ik kan iedereen zo bellen. Als het doel was de hogeschool meer te laten groeien als een eenheid en netwerkorganisatie, dan was het opheffen van de faculteiten een gouden greep.
‘Ik kan niet over andere opleidingen spreken maar in het gezondheidsdomein ontstaan nu projecten als “HU Gezond & Wel”. Docenten uit de instituten Bewegingsstudies, Paramedische Studies en Social Work werken hier samen; er is veel meer onderling contact. Het initiatief staat nog in de kinderschoenen maar er worden meters gemaakt. Dit past in de beweging van interprofessioneel werken.
‘Die samenwerking zie je ook bij de lectoraten en het onderwijs. Lector Lex van Teeffelen van het lectoraat Financieel-Economische Innovatie heeft een bedrijfsindex ontwikkeld voor het MKB. Hij past deze tool ook toe op fysiotherapiepraktijken in het land. Daar is een docent fysiotherapie bij verbonden die gaat promoveren. En zo zijn er meer dwarsverbanden te noemen.
‘Wat zich nog wel verder moet ontwikkelen is de relatie tussen onderzoek en onderwijs. Het is nog even zoeken naar de samenhang. De lectoraten zaten destijds ingebed in de faculteiten en bedienden meerdere opleidingen. Zij zijn daarna bijeengebracht in vier kenniscentra. Die bestaan naast de opleidingen en hebben eigen directeuren. De vraag is: hoe bewaar je diepgang in je onderzoek bij lectoraten? Het risico zit hem in versnippering, fragmentatie. De maatschappelijke tendens is dat er vooral hele grote consortia moeten komen met vele organisaties. De overhead kost daar heel veel geld en de diepgang vervaagt in de brede belangen van de vele deelnemende partners. Op onze hogeschool bestaat dit risico in het klein.’
Morris Eijs: Gezellig, met waardering voor studenten
Morris is voorzitter Overleg Studieverenigingen Hogeschool Utrecht (OSHU) en student Human Resource Management (HRM)
‘Vanuit mijn rol als voorzitter van de OSHU heb ik hem vaker meegemaakt. Wij hebben bijvoorbeeld een gesprek georganiseerd tussen Jan Bogerd en bestuurders van de studieverenigingen over het recente sectorplan (met coronamaatregelen; red.) en hoe de HU die implementeert. Dat was een meer formele bijeenkomst, maar we hebben ook een keer geluncht met Jan en collegelid Wilma Scholten op Reimer wat lekker informeel was. Leuk om zo eens kennis te maken.
‘Hij is een gezellige man, snapt het studentenleven en kan goed luisteren. Hij begrijpt wat de studieverenigingen doen en heeft veel waardering voor de tijd en moeite die wij erin steken. Jan ziet ook de meerwaarde van studieverenigingen in de studententijd voor studenten.
‘Rond de zomer van 2021, toen we net uit de lockdown kwamen, was er wat miscommunicatie over de introducties. Ik was zelf bestuurslid van studievereniging Dhrive van HRM. We mochten geen overnachtingen organiseren en alcohol drinken, terwijl dit bij introducties van de universiteit wel toegestaan was. Dat werd toen eenzijdig afgekondigd waarbij wij met veel vragen bleven zitten. Maar deze communicatie verbeterde na een gesprek tussen de verenigingen en Jan, waarbij de bestuurders ruimte hadden om hun vragen te stellen en zo de vraagtekens werden verholpen.’
Ron Bormans: Geen pokeraar en vooral stijlverschillen
Ron is (ook vertrekkend) collegevoorzitter van Hogeschool Rotterdam
‘Je kunt aan Jan zien als hij het naar de zin heeft. Als hij een mooi verhaal houdt of als iemand anders een goed betoog doet, dan gaat hij op zijn stoel schuiven en rondkijken. Maar als hij aan de bestuurstafel zit en het ergens niet mee eens is dan verstilt hij. Op enig moment komt hij uit de bosjes en dan legt hij zijn bezwaren op tafel. Jan is een open boek: ik denk niet dat hij moet gaan pokeren, want dan is hij binnen de kortste keren zijn huis kwijt.
‘We komen elkaar al zo’n 15 jaar tegen als bestuurders van hogescholen. We kennen elkaar vooral van de Vereniging Hogescholen en de R6, het samenwerkingsverband van randstadhogescholen. Ik heb op veel dossiers met Jan samengewerkt. Meest recentelijk met de commissie “Positionering van het hoger beroepsonderwijs”, waarvan ik voorzitter was. Jan was geen lid maar wel mijn aanspreekpunt binnen het bestuur van de Vereniging Hogescholen.
‘Ik heb hem hoog zitten maar ik heb hem vooral leren waarderen in dat laatste traject. Hij is erg goed in staat om op verschillende niveaus over het hoger beroepsonderwijs te redeneren. Hij kan heel goed denken vanuit het belang van de student maar ook over de grote vragen als waar moet het naartoe met het stelsel van hoger onderwijs en hoe verhouden hogescholen zich met de buitenwereld?
‘Ik denk dat ik de neiging heb net wat stelliger te zijn en dat Jan een meer fluïde aanpak voorstaat’
‘Of wij het wel eens echt oneens waren? Jan heeft onder andere de portefeuille Lerarenopleidingen van de Vereniging Hogescholen onder zijn hoede, net als ik toen ik bestuurder was van de VH. We hadden wel eens verschillende opvattingen. Ikzelf was voorvechter van de landelijke toetsen voor pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen. Daar zat Jan destijds wat genuanceerder in.
‘Maar dat was eerder een stijlverschil tussen ons dan een principieel verschil. Ik denk dat ik de neiging heb net wat stelliger te zijn en dat Jan een meer fluïde aanpak voorstaat. Jan heeft meer een bestuursstijl van de stellige diplomaat: daarbij is zowel de stelligheid als de diplomatie van belang.
‘Het is interessant om Hogeschool Utrecht en Hogeschool Rotterdam met elkaar te vergelijken. De HU is groot en trendsettend met de masters en klein met associate degrees (AD’s). Rotterdam heeft qua volume een klein aantal masters maar is groot en trendsettend met de AD’s. De HU is destijds gestopt met de AD’s en de Hogeschool Rotterdam ging er juist vol mee door. Dat waren profileringskeuzes van de hogescholen. Daar zie je de handtekening van de bestuursvoorzitters Nu gaat de Hogeschool Rotterdam een extra inspanning leveren met de masters en de HU zet extra in met de AD’s.’