‘Beweegt het?’ vraagt mijn pa wanneer ik bekendmaak dat ik afscheid heb genomen van hetgeen anderhalf jaar met me mee heeft gereisd. Het moment is aangekomen, beste dreadlock: hier scheiden onze wegen.
Het is zomer 2019. Ik werk op een camping waar, zoals mijn huisgenoten die op bezoek kwamen het beschreven, ‘vrijzinnige geesten’ rondlopen. Om het te illustreren, hier wat doodnormale sfeerimpressies uit het dagelijkse campingleven.
Vrouwen op eeuwig blote voeten, wonend in hippiebusjes die enkel lattes met havermelk drinken voordat ze een workshop ‘maanmeditatie in de boomhut’ bijwonen. Mannen met een gitaar, die bij de camping-tatoeëerder hun verjaardagscadeau laten zetten en daarna gaan micro-dosen bij het kampvuur. Hun kinderen Tiger-Lily en Wolf die altijd verkleed zijn als indiaan, net als hun ouders, en die vooral vóór het gezuip ‘s avonds begint al in hun tiny housebedje moeten liggen.
Op die camping lig ik met ander horecapersoneel voor mijn shift te chillen aan het strandje. ‘Wie wil er een dreadlock?’ vraagt Annabel van achter haar zonnebril. Waarom ook niet, denk ik. Een half uur later heeft mijn collega met een vork en een haaknaald een schattig dreadlockstompje onder mijn rechteroor tevoorschijn getoverd. Wat kraaltjes erin, en hoppa, de rasta is een feit.
‘BAH’ hoor ik je denken! Dat was ook de reactie van mijn vrienden, familie, huisgenoten, kennissen en vage kennissen. Oma vraagt nog: ‘Maar je echte haar is toch veel mooier?’
In Peru, waar ik vorige herfst en winter vertoefde, keken mensen er niet van op. Onder de gasten in het surfhostel waar ik me de laatste maand van mijn stage begaf, had een hoger percentage rastahaar dan normaal haar. Gelukkig lagen we daar iedere dag in zee dus werd het naar mijn idee wel een beetje gewassen. Want dat is het met dreadlocks: je kunt ze niet wassen omdat de shampoo erin blijft zitten.
Nu ik ruim een half jaar terug ben in Nederland krijg ik dagelijks te horen hoe vies dat ‘rattenstaartje’, ‘zweetafvoerputje’ en ‘nep-stoner-attribuut’ wel niet is. Ik geef toe, hij is ruim vijf centimeter langer dan de rest van mijn coup en de kralen waren inmiddels gebarsten. Een van de kralen, een dikke paarse, was eigenlijk een zaad van een boom uit de Amazone. Op een dag had ik het idee dat hij ontkiemde. Dat kan natuurlijk niet, maar toen had ik hem maar verwisseld met een houten kraal.
Toch breekt die donkere novembermaandag aan. Ik ben in een baldadige bui en wil hem inkorten. Met een schaar sta ik grijnzend voor de badkamerspiegel en voor ik het weet is het gedaan. Maar die halve dread jeukt ontzettend en ziet eruit als een stugge kwast. Dan de rest er ook maar af? Knip, basta rasta. Goodbye, old friend. Het ga je goed.
Omdat ik vermoedde dat men wel geïnteresseerd was in de zwarte binnenkant van de dreadlock heb ik hem op de wasbakrand laten liggen, zodat mijn huisgenoten hem konden aanschouwen. Mijn vermoeden bleek niet te kloppen. De volgende dag was hij verdwenen.
Ook interessant: Video: Wat vinden studenten van de afschaffing van het bindend studieadvies?