Hogescholen moeten meer onderzoek gaan doen en vaker samenwerken met bedrijfsleven en overheid. De private investeringen in hbo-onderzoek kunnen dan oplopen van 21,5 miljoen euro nu, naar 169 miljoen euro in 2020.
Dat is één van de ambitieuze doelen in de Kennis en Innovatie Agenda die vanmorgen is gepubliceerd. Werkgevers, vakbonden, hogescholen en universiteiten pleiten daarin voor extra investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie.
Het nieuwe kabinet moet een ‘versnelling’ inzetten, vindt de zogeheten KIA-coalitie. De komende tien jaar moeten de investeringen in kennis en innovatie toenemen met 4,5 à zes miljard euro. De private investeringen kunnen groeien met 2,5 à 4,5 miljard euro.
In deze plannen worden hogescholen steeds belangrijker. Momenteel werken ze samen met vijfduizend partijen in het midden- en kleinbedrijf en de publieke sector, maar dat zouden er in 2016 al vijftienduizend moeten zijn.
Voor het onderzoek aan hogescholen zou ook een ‘tweede geldstroom’ moeten komen, zoals universiteiten die al hebben: hbo-instellingen dienen onderzoeksvoorstellen in, deskundigen vellen daar een oordeel over en de beste projecten krijgen geld.
Hogescholen kunnen ook zelf geld vrijmaken door ‘doelmatiger’ te worden: betere begeleiding en betere docenten zorgen volgens de KIA-coalitie voor minder uitval en vertraging onder studenten. Ook het ziekteverzuim moet worden teruggedrongen.
De KIA-coalitie is de opvolger van het Innovatieplatform, dat is opgeheven. Zij bestaat uit ongeveer dertig partijen die het belang van kennis en innovatie onderschrijven, variërend van leerling- en studentenorganisaties tot vakbonden en werkgeversverenigingen. Elke partij bepaalt per KIA-publicatie of ze deze ondertekent of niet.
Studentenorganisatie ISO heeft dat deze keer gedaan, maar de Landelijke Studenten Vakbond niet. De LSVb is verbolgen dat in de KIA wordt gepleit voor een hogere ‘eigen bijdrage’ voor studenten. Dat kan een bezuiniging op de studiefinanciering betekenen of een verhoging van het collegegeld. Volgens de LSVb is dat slecht voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en dus ook voor de kenniseconomie.