Binnen de HU doe ik m’n werk voor een belangrijk deel in m’n eentje. Ik zit wel met veel andere collega’s in een grote ruimte en aan bureaus te flexen, maar het papierwerk dat ik produceer, flex ik zelf in elkaar.
Gelukkig zijn “me-myself-and-I” het snel met elkaar eens, dat hoort bij zelfflexen. ‘t Gevaar daarvan is dat je blinde vlek snel vergroot. Je gaat dan al snel zelf denken dat je goed papierwerk levert en dat is natuurlijk niet zo. Hoewel… ’t is natuurlijk best wel goed, maar als je stukken de inspraak- en besluitvormingsmolen in gaan, dan pas kom je er achter dat het hier en daar nog anders en/of beter kan. Inspraak en besluitvormings-organen leveren tips, adviezen, wijzigingsvoorstellen, verdiepingsvragen, analysevragen, onderzoeksvragen, voorstellen om toch maar een commissie in het leven te roepen, of een klankbordgroep, een benchmark te doen, misschien een adviesbureau in te schakelen of misschien kunnen we wel een en ander outsourcen.
Dit alles kost natuurlijk tijd, dus geld, en aangezien de centen van de baas niet van blik zijn, moeten we natuurlijk alles doen om tijd en dus geld te besparen.Dus: als je eerder feedback regelt, voorkom je die blinde vlek, worden je stukken beter en gaat de inspraak- en besluitvorming beter en sneller. Logische gedachtegang toch? Mis! Hoe naïef kun je zijn! Bij inspraak en besluitvorming gaat het niet alleen om inspraak of besluitvorming, maar ook en vooral om “wat anders”.Wat dan dat “wat anders” precies is, weet ik nog steeds niet, hoewel ik daar al decennia lang naar op zoek ben.
’t Is ondertussen verworden tot een zoektocht naar de Heilige Graal, zo voelt dat.Sommige mensen blijven geloven in het bestaan daarvan. Ik ook. De meeste verstandige mensen echter weten dat de Heilige Graal niet bestaat, maar dat dat slechts een illusie is van een reflectie van een ideaal. Toch blijf ik zoeken naar dat “wat anders”, dan maar niet verstandig.