De maandelijkse column van Willem Spork, student Journalistiek. Ditmaal: de tandarts en zijn vriendin.
Het is dinsdagmorgen, half acht. De wekker gaat en het duurt even voordat ik doorheb waar ik ben. Ochtenden zijn zeg maar niet helemaal mijn ding. Naast het bed staat mijn vriendin chagrijnig, zenuwachtig en een tikkeltje kwaad.
Even denk ik dat ik weer iets verkeerd heb gedaan, maar dan besef ik dat het dé dag is. We hebben hier maanden naartoe geleefd en niet in positieve zin. De tandarts zei dat het moest gebeuren. Gelukkig niet bij mij, want ik heb de ellende al een keer moeten doorstaan. Nee, vandaag is Nina de lul.
In de auto komen de eerste tranen. Ik probeer haar een beetje rustig te houden, maar de angst regeert en overspoelt haar terwijl we wachten op het stoplicht. ‘Lieverd, het is echt niet zo erg. Het valt mee, ik was hooguit een paar dagen ziek.’
Het gaat haar niet om de nasleep van deze ingreep, maar om de prikken die ze krijgt voordat de kaakchirurg met groot geweld haar kiezen verwijdert. ‘JE SNAPT HET NIET! IK HAAT NAALDEN!’
Na ruim vier jaar relatie weet ik inmiddels hoe bang ze is voor naalden en de tandarts. Ik moet zeggen dat die dagen doodziek zijn veel erger zijn dan die paar stomme prikjes, maar ik houd me wijselijk stil.
‘Mevrouw Juffermans!’, roept de assistente. ‘Mag hij ook mee?’, vraagt Nina aan de vriendelijke dame. Ik mag mee, gelukkig. Tot mijn verbazing geeft ze geen krimp wanneer de chirurg de naalden in haar gehemelte port. Trots dat ik ben en even later wipt de beste man in een soepele beweging beide kiezen uit haar mond. Niks aan het handje, denk ik nog.
Het is twee weken later. Ze ligt nog steeds dagen jankend op de bank. Maakt me ’s nachts wakker en niet voor een gezellig potje wippen, maar om te vertellen wat een hel haar leven momenteel is. Bovendien biedt ze me regelmatig geld om de kaakchirurg om te leggen. Ze had toch beter naar me moeten luisteren, de nasleep is erger.