Nieuws

‘Hogescholen en universiteiten zijn geen woningcorporaties’

De oppositie is bezorgd over de woningnood onder internationale studenten, en wil harde afspraken. Maar minister Bussemaker ziet meer in eerlijke voorlichting aan nieuwkomers. Die kunnen dan zelf een keuze maken.

Internationale studenten die geen kamer kunnen vinden: ze slapen in auto’s, op campings en in hostels, of keren zelfs terug naar huis. Er is een hoop te doen om het gebrek aan woonruimte voor buitenlanders in Nederlandse studentensteden. Deze week luidde Kences, de koepelorganisatie van studentenhuisvesters, de noodklok.

Wat gaan we eraan doen, wilde SP-Kamerlid Frank Futselaar weten. En dus moest demissionair Bussemaker gisteren komen opdraven voor haar laatste optreden in de Tweede Kamer.

Actieplan
Samen met Zihni Özdil (GroenLinks) diende Futselaar een motie in voor een nieuw actieplan studentenhuisvesting. Daarin moet de minister harde afspraken maken met instellingen, gemeenten en woningcorporaties om het vooral in Amsterdam, Utrecht en Groningen schrijnende woningtekort aan te pakken.  

‘Internationale studenten zijn kwetsbaar: ze kennen de wet niet en hebben geen netwerk. Daarom worden ze vaker opgelicht of keren ze teleurgesteld terug naar hun thuisland’, aldus Futselaar. Dat kan nooit de bedoeling zijn, voegde Özdil eraan toe. ‘We roepen graag hoe geweldig het is dat ons onderwijs internationaliseert. Dan is het lullig dat we niet genoeg woonruimte hebben.’

Maar een actieplan voegt weinig toe, denkt de minister. En van universiteiten en hogescholen eisen dat ze genoeg woonruimte regelen, zoals CDA’er Erik Ronnes bepleit, vindt ze ook geen goed idee. ‘Ik geloof niet dat we van instellingen een soort woningcorporaties moeten maken.’

Twente
Waar het volgens de minister uiteindelijk op neerkomt: laten we hogescholen en universiteiten vooral niet te veel landelijke regels opleggen. Wel moeten internationale studenten eerlijk en transparant worden voorgelicht, zodat ze beter weten wat ze kunnen verwachten. ‘Ook als dat betekent dat ze bijvoorbeeld beter in Twente dan in Amsterdam kunnen gaan studeren.’   

Want in sommige steden is het nu eenmaal druk, meent Bussemaker. En daar kunnen instellingen lang niet altijd iets aan doen. ‘Laat het studenten weten als het moeilijk wordt om iets te vinden. Dan is het hun eigen verantwoordelijkheid om eerst goed na te denken voor ze hier naartoe komen.’

Om te zorgen voor meer ruimte moeten instellingen vooral met gemeenten en huisvesters samenwerken, vindt Bussemaker. Kijk bijvoorbeeld naar de Academie van de Stad in Amsterdam, een project waarmee studenten een woning krijgen in ruil voor buurtwerk. Gemeenten en corporaties zouden ook eens kunnen kijken naar leegstaande kantoren of asielzoekerscentra, oppert ze.

Flutdebat
De PVV gooide het over de welbekende boeg: stop met het ‘idiote’ wervingsbeleid van internationale studenten, zegt Alexander Kops, die spreekt van een ‘flutdebat’. Bij woningnood in studentensteden, vindt hij, moeten Nederlanders voorrang krijgen.

Daar wil Bussemaker niet aan: ‘We leven in een internationale wereld, dat geldt ook – en misschien wel in het bijzonder – voor het hoger onderwijs. Hoewel ik ook nationalistische tendensen zie in Nederland, denk ik dat we die internationale attitude moeten behouden.’ Omdat we van elkaars cultuur kunnen leren, zei de minister, maar ook omdat studenten uit het buitenland, als ze in Nederland blijven, anderhalf miljard euro opbrengen.

Tegelijkertijd heeft ze wel degelijk ‘oog voor de schaduwzijden’. De grote hoeveelheid internationals dreigt, net als de wildgroei aan Engelstalige opleidingen, een soort statussymbool te worden, zei Bussemaker. ‘Daar moeten we voor waken: internationalisering moet altijd op de inhoud worden beoordeeld.’