Journalistiek-studenten van Hogeschool Utrecht hebben in opdracht van Nieuwe Revu-hoofdredacteur Jonathan Ursem onderzoek gedaan naar ‘sjoemeljournalist’ Peter Blasic. De conclusie: ‘Blasic’ bronnen zijn zo twijfelachtig, dat er van een journalistiek product geen sprake meer is.’
De Groene Amsterdammer schreef in januari van dit jaar het artikel ‘Te mooi om waar te zijn’. Journalisten van het tijdschrift ontdekten dat Peter Blasic, een journalist die veelal smeuïge verhalen schreef voor onder meer Elsevier, Knack en Nieuwe Revu, de boel had opgelicht. Hij bleek niet te traceren bronnen te hebben opgevoerd en plagiaat te hebben gepleegd. Nieuwe Revu-hoofdredacteur Jonathan Ursem moest door het stof.
School voor Journalistiek
Maandag schrijft hij in journalistenvakblad Villamedia dat hij na de affaire het freelancebureau van de School voor Journalistiek inschakelde. Een team van drie studenten dook vervolgens in de geschiedenis van de artikelen die Blasic voor Nieuwe Revu schreef.
De drie studenten hebben van ieder artikel de bronnen gewaardeerd op geloofwaardigheid, volgens een zogeheten ‘stoplichtmethode’: groen is goed, oranje is twijfelachtig en rood is slecht.
De bronnen uit de artikelen van Blasic vielen in vier verschillende categorieën: bronnen die alleen met voornaam of functie worden genoemd en dus niet traceerbaar zijn; bronnen die met volledige naam worden opgevoerd, maar niet lijken te bestaan; bronnen die met naam en toenaam zijn genoemd maar ontkennen contact met de journalist te hebben gehad; en bronnen die bestaan en erkennen contact met de journalist te hebben gehad.
Thuiswedstrijd Nederlands elftal
‘Het Excelsheet met de onderzoeksresultaten heeft nog het meest weg van de tribune bij een thuiswedstrijd van het Nederlands elftal: overwegend oranje, met hier en daar een plukje van een andere kleur’, schrijft Ursem in zijn stuk op Villamedia. Bovendien gebruikte Blasic ook nog eens twijfelachtige citaten. ‘De ondeugdelijke bronnen en citaten bij elkaar opgeteld, kent ieder Blasic-artikel wel een aantal journalistieke doodzonden.’