‘Hi, can we meet in town instead of at school?’
Grote trui, spijkerjasje eroverheen, geen make up, wel drie dreads met kraaltjes eraan, zichtbaar voor de oplettende kijker. Aan een tafel in het Vlaams Broodhuys op de Nachtegaalstraat zit ze te wachten, geen mobiel, geen boek. Ze wil best wat drinken. ‘A latte machiatto with havermilk please.’ Jenny spreekt wel Nederlands, maar wordt er verlegen van.
Jenni (25) is vijfdejaars en bijna klaar met haar internationale bachelor International Marketing and Commerce. Afkomstig uit een dorp bij Hannover, wilde ze na haar middelbare school meteen op reis. Ze had vrienden hetzelfde zien doen en vertrok naar Nieuw Zeeland, sliep er zes maanden in een Honda Civic, plukte druiven, verkocht ijsjes en serveerde in luxe restaurants. Ze was gewend om haar eigen geld te verdienen, want zakgeld had ze nooit gehad. Het landschap was er zo mooi dat ze meerdere malen tot tranen toe werd geroerd.
Na een jaar kwam ze terug, dertien kilo zwaarder. Haar vader rolde met zijn ogen en stuurde haar naar de sportschool. Na vijf weken vertrok ze naar Azië en vier maanden later vond haar moeder dat het tijd werd voor het ‘echte leven’. Ze moest gaan studeren en koos de HU, vanwege het internationale aspect van de opleiding.
Ze trof Utrecht voor het eerst aan op een plakkerige, hete zomerdag. De Dom was nog niet ingezwachteld, de terrassen zaten bomvol en in de parken werd volop gebarbecued. Jenni hospiteerde, leerde vrienden kennen, maar vond haar woning uiteindelijk via een vriend die ze op reis al had ontmoet. Ze woont inmiddels vijf jaar in Tuinwijk, eerst met hem, toen met zijn zus, daarna met zijn broer en nu met een vriendin.
Van de Duitse staat krijgt Jenni maandelijks 500 euro, haar collegegeld is 2000 per jaar en haar huur bedraagt 320 euro. Ze werkt acht uur per week als serveerster, waarmee ze 18 euro per uur verdient. ‘It’s not much, but it’s fine.’
Dat de HU geen universiteit is, was een verrassing voor haar in de eerste week. University of applied sciences klinkt niet als ‘hogeschool’. Maar ze is tevreden over haar opleiding, vooral na haar minor in Wenen, waar alles nogal kil voelde. Ze vindt de leerteams hier gezellig en de docenten sympathiek. Alleen wat meer continuïteit had ze prettiger gevonden. ‘Het curriculum verandert voortdurend onder het mom van “de wereld verandert.” Het jaar na ons kreeg blokken van vijf weken in plaats van tien. Poor year, they stressed out.’
Ook de naam van de opleiding werd twee jaar terug gewijzigd. En ze heeft de afgelopen jaren vrijwel alle gebouwen als basis gehad: Ze begon op de Padualaan, het werd de Bolognalaan en nu is het Heidelberglaan 15.
Sinds september komt ze nauwelijks meer op school; ze schrijft haar scriptie.‘ I love learning‘, maar ze is opgelucht dat ze af is van het groepswerk op de opleiding. ‘Het was frustrerend om steeds te moeten samenwerken met al die verschillende types. Ik veranderde van een enthousiaste kartrekker naar een gedemotiveerde toeschouwer.’ Ze pleit voor balans in het individuele werk en het groepswerk: ‘Make it fifty-fifty.’
De manipulatieve kant van het vak marketing in haar opleiding maakt haar mismoedig. ‘Je leert hoe je kinderen zover kunt krijgen dat ze gaan zeuren om spullen bij hun ouders. Marketing is overal. Als een meisje een vrouw zwoel ziet kijken met een parfumflesje in haar had, rent ze naar de winkel omdat ze hoopt dat ze er ook zo uit gaat zien. Snoep ligt naast de kassa, seks wordt overal ingezet, grote bedrijven persen arme moeders in Afrika af, het is zo treurig allemaal.’
‘In het begin was het moeilijk om Nederlandse vrienden te vinden,’ vertelt ze. Ook op de HU moest ze haar weg vinden. De e-mails die ze kreeg, waren in het Nederlands, wat ze toen nog niet kende. Inmiddels bestaat de helft van haar vrienden aus nette holländische Leute.
Wanneer ze haar diploma heeft wil ze grote bedrijven helpen om te gaan verduurzamen. Kleine stapjes, als plastic scheiden, kunnen leiden tot grote ontwikkelingen. Althans, dat hoopt ze. Ze glimlacht.
Afgelopen november liep ze vast in haar scriptie. Ze was uitgeput en ging naar huis. ‘Mijn vader is mijn grote steun, hij is sterk en praat me uit de put. Mijn moeder luistert minder goed, die wil vooral een sterke Jenni zien.’ Het was niet de eerste keer dat ze een mindere periode had. Ook bij vriendinnen ziet ze veel depressies en burn-outs. Als ze in de put zit vindt ze zichzelf te lui, niet goed genoeg en denkt ze steeds aan wat ze allemaal nog meer zou kunnen doen. Op zo’n moment wil ze niemand zien en is het enige dat helpt ‘a walk in nature.’
Ze haalt plezier uit Birdcage, een creatieve groep vrienden. Ze organiseren avonden waarin ze dansen, muziek maken, schilderen en workshops volgen. Jenni maakt er het decor voor, de laatste keer waren dat twee metershoge houten vogels. Ze proberen alles milieuvriendelijk te doen, decor, voedsel, spullen. Jenni volgt een reeks klimaatgesprekken om zoveel mogelijk over dat onderwerp te leren en met gelijkgestemden te verkeren. Ook haar scriptie gaat over hoe je studenten het beste kunt motiveren voor het klimaat. ‘Not easy.’
Waar zie jejezelf over tien jaar?
‘Ik kijk niet vooruit, I go with the flow. Maar ik hoop dat ik dan in een boerderij woon, niet te ver van de stad, met een groentetuin, en vijf kinderen.’
Vijf kinderen?!
‘Dat is niet zo klimaatvriendelijk hè? Doe er dan maar twee. Sommigen zeggen dat ze geen kinderen op deze wereld willen zetten, dat vind ik zo droevig. Je kunt zeggen wat je wil, maar de wereld is nooit beter geweest dan nu. Hoewel ik dat niet zeker weet, I’d have to do research about it. Waarschijnlijk denken ze er anders over als ze verliefd zijn.’
Ben jij verliefd?
(Glimt) ‘Ja. Het is nog pril. Maar heel erg leuk.’