Columns

Ik kan het woord ‘reflecteren’ niet meer horen

Foto: Kees Rutten

Maandagochtend, de klok tikt genadeloos richting twaalf uur. Mijn hart gaat tekeer terwijl ik alle laatste onderdelen bij elkaar raap voor mijn afstudeerportfolio. Het is zo’n typisch moment, ik heb weer eens een nacht doorgehaald waarin mijn chaotische geest in conflict raakte met de gestructureerde wereld om me heen. 

Ik ben niet te laat begonnen. Al twintig weken ben ik hard aan het werk. Deze nacht komt door die kut portfolio en door de formulieren vol competenties die ik weer eens had onderschat. Ik bewijs toch dat ik het kan door te laten zien wat ik heb gemaakt?  

Alle HU studenten kennen de lijdensweg van STARR-formulieren, competenties onderbouwen, reflecties schijven en portfolio’s bijgehouden als dagboeken. Ik heb nooit begrepen waarom we zoveel moeten reflecteren. Inmiddels ben ik ook allergisch voor het woord. Ik snap wel dat het belangrijk is om terug te blikken en te kijken wat beter kan. Maar kan iemand mij vertellen waarom we dat op zo’n krampachtige manier moeten doen?

Ik ben vast niet de enige die die stapels formulieren vervelend vindt. We hebben misschien behoefte aan een meer intuïtieve benadering. Waarbij ik mijn gedachten en gevoelens kan uiten, zonder me te hoeven houden aan rigide templates. Ik stel een vrije vorm van reflecteren voor op de dingen die ik heb gedaan en de volgende keer beter kan doen. Misschien ook maar gewoon mondeling en niet als verplichting aan het einde van elk semester. Want laten we eerlijk zijn: wie heeft er nu echt iets geleerd van al dat pennen? Het bezorgt mij elke keer alleen maar extra stress en slaaptekort.