Er zijn grote problemen met het erkennen van ‘verworven competenties’. Instellingen snappen de regels niet. De kwaliteitsbewaking rammelt. Geen enkel certificaat voldoet aan alle criteria.
Dat staat in een vernietigend rapport (pdf) van de Inspectie van het Onderwijs over de zogeheten evc-procedures in mbo en hoger onderwijs. De erkenning van verworven competenties moet drastisch verbeteren, vindt de inspectie.
Het idee van een evc-procedure is simpel. Als iemand al jaren een eigen bedrijf heeft en alsnog een diploma van een hbo-opleiding small business wil halen, dan kan hij misschien aantonen dat hij in de praktijk al veel heeft geleerd. Zijn kennis wordt dan vastgelegd in een ervaringscertificaat. Daarmee kan hij een deel van de opleiding overslaan of in zijn curriculum vitae aantonen dat hij bepaalde vaardigheden inderdaad heeft verworven.
Maar de uitvoering ‘laat te wensen over’. Zo’n certificaat zou los moeten staan van een bepaalde opleiding of hogeschool, zodat je met het certificaat ook bij de concurrent aan een opleiding kunt beginnen. Maar dat is niet het geval. Sterker nog, in eenderde van de gevallen is de examencommissie van een opleiding direct betrokken bij de erkenning van de verworven competenties. Dat kan al helemaal niet. De examencommissie mag een aankomende student op grond van een evc-certificaat vrijstellingen geven, maar zij mag niet het certificaat uitreiken.
Bovendien is de voorlichting bedroevend slecht. De evc wordt vaak niet genoemd in het studentenstatuut van de opleidingen of de genoemde informatie is verkeerd. Het statuut staat trouwens in zestig procent van de gevallen niet eens op de website.
Bij de meeste van de 113 evc-aanbieders loopt het ook niet bepaald storm. Voor de helft van alle aangeboden evc-procedures was helemaal geen belangstelling. Bij eenderde van alle evc-aanbieders kwamen maar een stuk of drie kandidaten op bezoek. Daar staan natuurlijk succesvolle centra tegenover, maar in het algemeen geldt toch dat de assessoren en begeleiders weinig ervaring opdoen.
Ook hebben veel evc-aanbieders hun zaak niet op orde. ‘Verantwoordelijkheden zijn vaak niet scherp vastgelegd, werkwijzen en procedures zijn onvoldoende uitgewerkt of werken in de praktijk niet zoals ze op papier staan en het beoordelingsinstrumentarium van assessoren is beperkt. Bij de grotere evc-aanbieders vindt de uitvoering vaak decentraal plaats en worden activiteiten beperkt aangestuurd. Daardoor kan binnen één evc-aanbieder de kwaliteit sterk variëren.’
Er moet dus nog heel wat gebeuren, wil de evc-procedure – in de woorden van staatssecretaris Van Bijsterveldt – een ‘nauwkeurige en waarheidsgetrouwe foto’ worden ‘van de competenties die iemand op dat moment heeft’. De overheid wil daarom ‘de regie’ op zich nemen.
Het evc mag dan een ‘marktactiviteit’ zijn, het ministerie van OCW mag de kwaliteit wel bewaken. De huidige problemen betekenen ‘dat een burger teleurgesteld kan worden in de effectiviteit van zijn ervaringscertificaat’, erkent de staatssecretaris.
Volgens OCW voldoen de criteria die landelijk zijn afgesproken. Het is alleen zaak dat iedereen naar die criteria gaat handelen. Binnen drie jaar moet de kwaliteit van de evc op orde zijn, schrijft Van Bijsterveldt. Intussen gaan de reclamecampagnes ter promotie van het ervaringscertificaat gewoon door.
Overigens is het leeuwendeel van de evc-procedures in het mbo en hbo. Aan universiteiten gebeurt het maar zelden dat mensen hun ‘verworven competenties’ laten erkennen. Alleen de Open Universiteit staat in het register van erkende evc-aanbieders, maar volgens de gegevens heeft er nog nooit iemand van het aanbod gebruik gemaakt.