Lauren Kooyman doet Journalistiek aan de HU.
Mijn vader gaf me laatst de schrik van mijn leven. Uit pure nieuwsgierigheid had hij mijn naam in de Google-zoekbalk gegooid. ‘Weet je wat er allemaal over jou op internet staat?’, alsof hij me halfnaakt op foute sites had aangetroffen.
Paniek: had hij de gênante fanfiction gevonden die ik op mijn veertiende schreef? Foto’s van feestjes die het daglicht niet mogen zien? Het voelde als een herbeleving van mijn 21-diner, inclusief de angst voor de speeches.
Mijn vader bleek artikelen te hebben gevonden die ik op mijn stage schreef, overgenomen door regionale media. En stukjes over mijn roeiprestaties op het water. Over mijn commissiewerk bij de vereniging. En daar stond mijn cv, verpakt in URL’s en trots opgeslagen in zijn favorietenbalk. Hij glom.
Jaren had ik nachten had wakker gelegen met de vraag: wat wil ik? En: ben ik wel goed genoeg? Word ik het ooit? Klasgenoten die de les uit werden gebeld over hun documentaire, joegen me de stuipen op het lijf. Hoe durfden ze dit?
Trillende handen tijdens toetsen, huilbuien op mijn stage, mijn eeuwige slaaptekort tijdens tentamenweken. In tranen met tuiten had ik mijn docent gemaild omdat ik het twee keer het verkeerde bestand had geüpload. Baantjes die mislukten en publicaties waar ik me voor had geschaamd. En maar hopen dat niemand die ooit tegen zou komen.
Blijkbaar had het internet stilzwijgend aan mijn identiteit gewerkt. Van ‘kassière pannenkoekenhuis’ was ik veranderd naar redacteur en columnist. Nieuwe profielfoto (dank Kees Rutten) voor mijn veryupte LinkedIn. M’n eerste artikel hangt ingelijst boven het bed in mijn studentenkamer, waarin ik blind de laatste tikfouten kan aanwijzen. Naast mijn vader aan zijn bureau begon ik nu zelf ook een beetje te glimmen.
Morgen vertrek ik op vakantie naar Spanje. Als ik dan op mijn handdoek lig te piekeren over mijn toekomst, denk ik weer even aan de chromebalk van mijn papa.