Je moet er een ijzeren discipline voor hebben, maar dan kan het: aan topsport doen én student zijn. Ratha Alphonse doet het al twee jaar en Wessel Copier is net klaar. De één ijshockey en Fysiotherapie, de ander cricket en Journalistiek. Beiden werden begeleid door de HU.
Wessel: ‘Ik ben op mijn derde begonnen met ijshockey in Utrecht, gemiddeld 3 uur per week. Op die leeftijd kun je zien of iemand goed kan schaatsen, behoorlijk omgaat met puck en stick en of hij het spelletje goed snapt. Doordat ik dat kon, onwikkelde ik snel mijn talent.’
Ratha: ‘Toen ik 3 was werd ik voetbalkeeper. Op mijn twaalfde stapte ik over naar cricket als wicketkeeper. Er was me verteld dat ik te klein was voor voetbalkeeper. Naast mijn voetbalclub zat een cricketclub, waar de lengte voor keepers niet zo veel uitmaakte.’
En toch een opleiding
Ratha: ‘Ik wilde gaan studeren, omdat studeren en werk altijd veilig is. Voor sport moet je kunnen presteren. Toen ik 14 was maakte ik mijn debuut in de hoogste divisie van Nederland. Tot op vandaag ben ik een van de jongste debutanten ooit in de topklasse. Ik was extra goed in het keepen en daar zijn er niet veel van in Nederland.
In 2020 begon ik met IT, maar stapte over naar Journalistiek, omdat ik minder achter een computerscherm wilde zitten. Bij Journalistiek kon ik mensen spreken en erop uit gaan voor reportages.’
Wessel: ‘Toen ik 17 was wilde ik fysiotherapie gaan studeren, doordat ik dat door mijn sport interessant was gaan vinden. Ik kreeg wel eens een blessure. Met fysiotherapie ben je bezig met het lichaam, je bedenkt oefeningen en trainingen en voert ze uit met je cliënt. Dat leek me mooi. Ik had verhalen gehoord van andere ijshockeyers die studeerden en dacht: dat lukt mij ook.’
Combineren van topsport en school
Ratha: ‘Ik deed het tijdens de middelbare school ook al. Sinds mijn veertiende heb ik geleerd om dingen goed te plannen en discipline op te brengen voor mijn drukke leven. Als jochie van 6 zag ik mijn voorbeelden op tv. Ik keek op tegen John Cena, die vertelde dat hij veel had moeten missen in zijn leven om te komen waar hij was. Zijn slogan? “Hustle, loyalty and respect”. Mijn moeder: “Als je hard je best doet kun je ook zo worden.”‘
Wessel: ‘Je bent twee uur per dag kwijt aan training, exclusief de reistijd. Ik woon en werk in Utrecht en speel ijshockey in Heerenveen. Vaak rij ik ’s middags weg en ben om 22:30 uur weer thuis. Om 23:00 uur lig ik in bed. Eén avond per week ben ik vrij en de rest ben ik aan het trainen of wedstrijden aan het spelen.
Van de HU heb ik gelukkig wat hulp bij het het maken van een realistische planning. In het begin had ik veel gesprekken met topsportcoördinator Lenneke de Jeu-Stel, tot ik die minder nodig had. Ik kon zelf zeggen hoeveel begeleiding ik wou. Een topsporter die op een beetje op niveau zit, heeft discipline. Dat het te combineren valt met studeren, blijkt aan alle topsporters die op de HU zitten.’
Topsport traject Hogeschool Utrecht
Van dat topsporttraject maken momenteel 130 studenten gebruik. Een van de topsportcoördinatoren, Brigitte van Barneveld, legt uit wat het inhoudt: ‘Op dit moment begeleiden Lenneke de Jeu-Stel en ik 100 studenten met hun vragen. Die gaan vooral planning. Ze willen weten of het blok haalbaar is of dat ze toetsen moeten gaan uitstellen.’
Van Barneveld: ‘Deze studenten moeten net als anderen hun toetsen halen, maar er zijn weken waarin de sporters in het buitenland zitten. Schaatsers zijn vaak in januari in het buitenland, wielrenners fietsen vaak in Spanje en kickboksers trainen vaak in Thailand. De meeste topsporters zijn bijna elk jaar een of twee keer weg.
Als ze kunnen aantonen dat ze in het buitenland moeten zijn, mogen ze de toets online maken, of later inhalen. We hebben sporters die alles zelf regelen, maar sommigen willen om de week een gesprek.’ Barneveld en de Jeu-Stel krijgen 10 uur per week voor het begeleiden van topsporters. In die uren zijn ze adviseur, ambassadeur en vertrouwenspersoon in één.
Geen simpel traject
Ratha: ‘Soms mis ik de verbinding met andere topsporters op de HU, want ik ken niemand anders die dit doet. Ik zou het leuk vinden als ze een HU topsportdag dag organiseerden, waarin we in een sportzaal onze verschillende sporten aan elkaar zouden kunnen laten zien.’
Wessel: ‘Ik ervoer soms miscommunicatie. Docenten vonden het soms lastig dat ik zo weinig in hun les zat. Ik kreeg het gevoel dat ze dachten dat ik minder deed voor hun vak, terwijl juist andersom was. Doordat ik hun les niet kon volgen, moest ik extra mijn best doen om de stof te begrijpen.’
Van Barneveld: ‘Inmiddels hebben we een Instagram-account, waar we alle topsporters aan hebben toegevoegd: @topsporthu. We hebben nu 159 volgers, maar dat mag van ons meer worden. Iedereen kan er delen wat hij meemaakt en bereikt.’
We willen graag meer begrip voor topsporters. Maar het is moeilijk om alle docenten te bereiken, want gemiddeld heeft elke opleiding maar 1 topsporter. Wij bellen wel eens met ze over wat er speelt en zijn blij met hun flexibiliteit, die sinds corona alleen maar beter is geworden.’
Negatief of positief stigma
Ratha: ‘In mijn eerste jaar begrepen veel mensen niet wat ik doormaakte. Ze vonden mijn sportprestaties niet heel bijzonder en ervoeren me als verwaand. Toen mijn docent naar mij EK had gekeken en een foto liet zien, hoor ik van achter in de klas “Oh het gaat weer over hem.” Sommigen noemden me ‘Cricket’. Als je een goede hockeyer bent, heet je dan ook Hockey’?
Er waren ook leuke klasgenoten die me tijdens het toernooi succes wensten via Whatsapp, maar de onaardige sfeer overheerste wel, in mijn hoofd. Ze begrepen mijn sport niet en als ik daar een grapje over maakte, noemden ze me arrogant. Mijn teamgenoten bij cricket snapten mij wel, aangezien 6 op de 10 van hen ook een opleiding deden ernaast.’
Wessel: ‘Ik zat in een topsportklas op de HU. Die werd gevuld met 9 topsporters en aangevuld met sporters zonder topsportstatus. Iedereen snapte het als je er niet bij was, maar we hielden elkaar wel aan afspraken. Die gingen bijvoorbeeld over het maken van aantekeningen of het voorbereiden van lessen. Verslagen maken deden we met iemand die het even druk had, zodat we geen scheve verhoudingen kregen.’
Een aanrader?
Wessel: ‘Het is pittig en vreet tijd. Ik heb per dag een paar uur vrij waarin ik kan ontspannen. Er zijn momenten geweest dat ik aan de bel moest trekken, omdat ik het anders niet volhield. Dan ervoer ik teveel werkdruk. Ik combineerde schoolopdrachten, tentamens, stage en sport en kon niet meer ontspannen. Op een gegeven moment kon ik nergens meer 100 procent zijn. Ik sliep slecht, begon te malen en er ontstond een soort kettingreactie. Mijn oplossing was rust inbouwen en grenzen stellen. Je kunt soms nee zeggen of een tentamen later maken.’
Ratha: ‘Ik zou het alleen aanraden als je gepassioneerd bent voor je sport en bereid bent sociale ontmoetingen te missen. Als je altijd met je vrienden wil zijn en met ze uit wil gaan, lukt het niet.
Ik heb een aantal vrienden verloren omdat ik er niet altijd voor hen kon zijn. Mijn beste maatje en ik groeiden uit elkaar omdat we elkaar niet meer opzochten. Ik was druk met sport en kon niet bij alle verjaardagen en feestjes zijn. Toen ik er weer was zei hij: “Je bent weg en ineens kom je weer terug en doet alsof we beste vrienden zijn.” Dat was pijnlijk.’
Om in aanmerking te komen voor een topsportbegeleider moet je aan de criteria voldoen. Op de hoogste niveaus sport beoefenen, zoals aan E(J)K’s, W(J)K’s en Olympische Spelen. Je moet lid zijn van een Nationaal Topsport Centrum (NTC), Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO), op landelijk niveau presteren, in Jong Oranje zitten of beschouwd worden als aanstormend talent.
Een topsportstatus is niet voor het leven. Als student evalueer je periodiek met je coördinator je prestaties en ieder studiejaar wordt opnieuw vastgesteld of je door kunt als topsport-student.