Als een ziekenhuis net zoveel overleden patiënten telt als de hogeschool uitvallers in het eerste jaar, dan heeft de gezondheidsinstelling een groot probleem. Met deze kwinkslag raakte Anton Westerlaken, voorzitter van de raad bestuur van het Maasstad Ziekenhuis, een tere snaar. Want het aantal afhakers in het eerste jaar is zo’n 35 procent. Hij was een van de sprekers op de jaaropening van de hogeschool op donderdag 29 augustus in een bomvolle collegezaal op de faculteit Economie en Management.
Westerlaken haakte met zijn opmerking in op de speech van collegelid Jan Bogerd, die betoogde dat het percentage uitvallers in het eerste jaar omlaag moet. Dat vormt een van de prestatieafspraken die de hogeschool heeft gemaakt met de minister. Die maken straks vijf procent uit van de totale rijksbijdrage. De HU pakt de uitval aan door goede voorlichting te geven, door matchingsgesprekken met eerstejaars te voeren en het instellen van een numerus fixus bij al te populaire opleidingen.
Ook op allerlei andere gebieden moet de hogeschool alle zeilen bijzetten. Zo moet het aantal studenten dat het predicaat excellent voert te worden opgekrikt en dient de bezetting van studenten in medezeggenschapsraden minimaal 80 procent te bedragen. Maar waar de hogeschool vooral mee aan de bak moet, is de verplichting dat alle opleidingen minstens 12 contacturen per week verzorgen. ‘Dit gaat voor veel opleidingen grote inspanningen vergen, zoals het aanpassen van de curricula’, voorspelde Bogerd.
Aanpoten wordt het ook voor de lectoren, zo viel op te maken uit de presentatie van de tweede spreker, Reint Jan Renes, lector crossmediale communicatie. Wie weet wat een lector doet? De helft van zijn gehoor moest het antwoord schuldig blijven. Hijzelf zocht het voor zijn aanstelling op Google op. Een ‘soort praktijkprofessor’, zoveel werd hem duidelijk. Maar de ervaring leert dat wetenschap en de praktijk zich tot elkaar verhouden als olie en water: die mengen niet makkelijk.
‘Wees zichtbaar’, is zijn advies. ‘Ga naar de praktijk en laat zien waar je mee bezig bent. Vertel binnen bedrijven en instellingen over het onderzoek, accepteer uitnodigingen voor radioprogramma’s en ben actief op social media zoals Twitter.’ Hijzelf is naar eigen zeggen veel bezig geweest met het verbinden van onderzoek met de praktijk. Maar de contacten met studenten is daarbij wat ondergesneeuwd, liet hij doorschemeren. ‘Ik merk dat het lastig is het onderwijs erbij te betrekken.’ Daar komt wat hem betreft verandering in: dit jaar gaat hij met vierdejaars studenten aan de slag.
De praktijk klonk onmiskenbaar door in de toespraak van ziekenhuisbestuurder en oud-vakbondsman Anton Westerlaken. Aan de hand van enkele trends in de samenleving hield hij de hogeschool een spiegel voor. Wat te denken van de kosten van de gezondheidszorg die de laatste jaren de pan uit rijzen en die door de vergrijzing alleen maar toenemen. Daar moeten we bij stil staan, waarschuwde hij. ‘Want wat je aan de zorg uitgeeft kan je niet aan onderwijs besteden.’
Verder wees hij op de techniek die zich ook in de zorg steeds meer ontwikkelt. Het is tegenwoordig mogelijk om met behulp van een vernuftig apparaatje makkelijker steunkousen aan en uit te doen. Voorheen moesten velen behoeftigen wachten totdat iemand van de thuiszorg dit karweitje kwam klaren. ‘Die trends moeten in de curricula van de opleidingen behandeld worden. Als dat niet zo is dan bereiken ontwikkelingen in de samenleving niet de ziekenhuizen.’
Foto: links collegelid Jan Bogerd, rechts ziekenhuisbestuurder Anton Westerlaken en op de achtergrond lector Reint Jan Renes