Jan Bogerd over moeilijke momenten, de routekaart per 1 september en de noodzaak van vakantie

In gesprek met collegevoorzitter Jan Bogerd, over de HU en de coronacrisis, over zijn eigen sombere momenten, de (voorzichtige?) verruimingen en de mogelijkheden per 1 september: om half negen ’s morgens is er al ruimte voor kennismakingsactiviteiten, vooral voor eerstejaars.

Aan het einde van het interview schiet hem nog een anekdote te binnen. ‘Ik hoorde het van een leidinggevende. Een docent had tegen haar gezegd: “Dat flexibele werken met die kantoortuinen bij de HU, ik heb dat vervloekt. Maar als ik nu over de A27 rij, dan schieten de tranen in mijn ogen.” Dus je ziet: het doet wat met je, als je maanden niet in de gebouwen bent geweest. Je voelt het gemis van collega’s en studenten. Ik heb dat zelf ook. Op een zondagmiddag ging ik wel eens een wandeling over het Utrecht Science Park maken. Gewoon omdat ik daar ook weer een keer wilde zijn. En ik denk dat we dat allemaal hebben. En dat we ernaar verlangen om in volle glorie als Utrecht Science Park kunnen functioneren.’

Maar ja, besluit hij dan, dat is niet zomaar voor elkaar te krijgen in een paar maanden. ‘Het is wachten op een vaccin, een medicijn of dat het uitdooft. ‘ Hij bedoelt maar: volledig terug naar hoe het was, dat zal niet zomaar gebeuren.

‘Ik kon er echt somber over zijn’

Eerder begon het interview al met de vraag hoe hij de coronaperiode had ervaren. Hij vertelde over zijn ‘mood switches’ in het begin. ‘Ik kon er echt somber over zijn, dacht ook: waar zijn we in terecht gekomen? En sommige momenten zullen je altijd bijblijven. Mijn kinderen wonen in het centrum van Amsterdam, ik liep een keertje buiten met ze, over een uitgestorven en doodstille Muiderstraat. Zo vreemd.’

Maar, zo herpakt hij zichzelf weer snel: ‘Er waren ook momenten dat ik dacht: wow, wat zit er een veerkracht in onze organisatie en in de samenleving.’

Voelde het als een uitdaging, om in deze tijd leiding te geven aan de HU? Of was het vooral peentjes zweten na de zoveelste oekaze van het ministerie van Onderwijs?
‘Dat laatste zeker niet. Ik wist altijd wat eraan stond te komen vanuit het ministerie, want ik zit in het coronacrisisteam van de Vereniging Hogescholen. In de eerste weken was voorzitter Maurice Limmen ziek, dus was ik de eerste persoon die aangesproken kon worden door het departement. Daarom was Tineke Zweed (één van de twee collegeleden) bij de HU de voorzitter van het HU crisisteam.’

De afspraken met het ministerie moesten in het begin razendsnel vertaald worden naar regels voor de HU. Daarbij leek het erop dat de HU wat minder snel was met versoepelingen, zo houden we hem voor. Bij sommige hogescholen konden immers studenten die het moeilijk hadden al eerder gebruik maken van faciliteiten in de gebouwen. En de HU reageerde voorzichtig met het verder openstellen van gebouwen toen dit half juni mocht. Maar nee, dat ziet Bogerd anders. ‘Ik ben het eens met de constatering dat de hogeschool de eerste fase vrij strikt is ingegaan. Maar door de concentratie van studenten op het Utrecht Science Park kan het gezondheidsrisico en besmettingsgevaar groter zijn dan bij kleinere instellingen op meer verspreide locaties. Daardoor was inderdaad de openstelling van kwetsbare studenten enkele weken later dan bij andere hogescholen. Maar vanaf dat moment zie ik geen verschillen meer.’

Het brengt het gesprek van achteruitkijken naar een vooruitblik: wat mag en kan er vanaf 1 september eigenlijk aan de HU? De routekaart daarvoor is bijna klaar. Op vrijdagochtend heeft Bogerd deze gedeeld met de directeuren. Belangrijk punt: de HU wil om half 9 van start kunnen gaan.

‘Ik vind het onacceptabel als studenten geweerd worden in de spits’

En daarin wijkt de HU dan in gunstige zin af van de andere hogescholen. De meesten sluiten zich namelijk aan bij de landelijke richtlijn met het zogeheten ‘dynamisch dakpanmodel’ waarbij hogescholen pas na half 10 mogen beginnen met onderwijsactiviteiten. Maar, zo betoogt Bogerd,  de afspraak is ook dat de vervoerders, gemeente, provincie en instellingen voor hoger onderwijs in de regio’s dit samen moeten beslissen. ‘En wij zijn nog volop in overleg. Onze inzet daarbij is om ’s ochtend vanaf half 9 te kunnen starten. Waarbij de HU alle activiteiten op het halve uur kan starten en de universiteit op het hele uur. Dan krijg je ook spreiding in het vervoer. Docenten zijn geroosterd en ingepland voor activiteiten Voor de overige tijd werken ze zo veel als mogelijk thuis. Daarnaast gaan we ervan uit dat medewerkers één dag per week op de HU werken, of twee halve dagen.’

Dat uur verschil noemt hij ‘een principiële zaak’. Stellig: ‘Ik vind dat iedereen de verantwoordelijkheid heeft om te spreiden in het openbaar vervoer. Dus kun je niet zeggen dat de ene groep wel en de andere groep niet in de spits mag reizen. Mijn lijn in Utrecht en in het landelijk debat is: ik vind het onacceptabel als studenten als groep geweerd worden in de spits.’

Ondertussen zijn de roosters voor blok A, vanaf 1 september, al gemaakt – op basis van de regels die toen golden. En dus staan er alleen lessen ingepland tussen 11 en 15 uur, eventueel ook na 20 uur.  ‘Het is goed om hier duidelijk over te zijn. Hier is veel misverstand over’, constateert Bogerd. ‘Maar vanaf september beginnen vanaf half 9 de eerste activiteiten. Want aanvullend op deze roostertijden kunnen extra activiteiten gepland worden in de gebouwen. En dan vooral activiteiten die bedoeld zijn voor eerstejaars en een sociaal karakter hebben. Zoals introducties van opleidingen, kennismaking met leerteams en begeleiders. Er geldt natuurlijk de 1,5-meter afstand en we geven duidelijk een maximaal aantal gebruikers per ruimte aan. En het rooster vanaf blok B kan dus ook starten vanaf half 9, mits we overeenstemming krijgen met onze regionale partners. Dat overleg vindt 15 juli plaats.’

Tot zover de routekaart, die de komende tijd nog meer aandacht zal krijgen. De vraag daarbij is of we nu meteen weer terug kunnen naar het ‘oude normaal’? Of blijven er ook elementen uit het online onderwijs hangen?

‘De ervaring, die blijft hangen’, zo constateert Bogerd. ‘De deskundigheid bij onze medewerkers over online onderwijs is enorm gegroeid. Kijk naar mezelf: ik gebruik nu ook de chatfunctie, handjes en presentatiemogelijkheden van MS Teams. En ik ga ook niet meer de hele dag het land doorscheuren, voor sommige vergaderingen kan Teams prima. Interessant in de enquête van Trajectum was dat medewerkers best graag twee dagen in de week thuis willen werken. Wat ook blijft is dat we instructiefilmpjes en dergelijke ook vaker online blijven doen. Dat schept ruimte om meer in kleine groepen aan verdieping te doen. Die blend van onderwijs zal blijvend veranderen.’

Waar neem je graag afscheid van uit de afgelopen periode?
‘Een van de discussiepunten is natuurlijk proctoring. Het was een noodmaatregel om sommige toetsvormen te continueren en zo de studieachterstanden te beperken. Maar er zitten ook nadelen aan. We nemen er het liefst snel afscheid van. Ook omdat deze manier niet nodig is. We hebben in 2017 een toetskader vastgesteld en daarin staat dat we meer formatief moeten toetsen en minder summatief. Opleidingen die volgens dat toetskader hun toetsen hebben ingericht, kunnen nu met minder moeite switchen naar het online toetsen. Opleidingen die nu versneld stappen willen zetten zullen we daarin ondersteunen. Daarmee doen we niets nieuws. Nu is het moment, zou ik zeggen.’

Over studieachterstanden gesproken: is bekend hoe groot de studieachterstand is bij studenten?
‘Die is groter dan voorheen. De laatste meting dateert van eind mei. Toen ging het om ongeveer dertig procent minder behaalde studiepunten, vergeleken met de twee voorgaande jaren. Dit komt vooral omdat de kennistoetsen van blok C waren uitgesteld. In blok D zijn veel toetsen omgezet naar alternatieve vormen. De afgelopen weken en de laatste twee weken van augustus worden bij veel opleidingen gebruikt voor extra herkansingen. En we horen van instituutsdirecteuren dat opleidingen de ruimtes voor en na de ingeroosterde lessen gaan gebruiken voor begeleiding en herkansingen. Zo kunnen we  veel achterstanden wegwerken.’

Is hiermee straks het grootste deel ingehaald?
‘Ik denk dat we eind september ongeveer gelijklopen bij wat het had moeten zijn aan de start van het collegejaar. Dan ga ik er wel van uit dat studenten aan boord zijn gebleven. Want we zien ook op dit moment dat de opkomst van studenten bij toetsen en andere activiteiten tegenvalt. Misschien denken sommigen dat de vakantie eraan komt en ze het volgend studiejaar wel weer oppikken.’

Het gesprek kantelt dan naar het nieuw financieel sturingsmodel dat Bogerd laatst in de Hogeschoolraad presenteerde. Daarbij gaat het niet langer om strak afgebakende jaarbudgetten, maar om rolling forecasts van anderhalf jaar, waar elk blok (10 weken) zo nodig op bijgestuurd kan worden. Zo kan de HU beter inspringen op nieuwe ontwikkelingen, incidenten en onverwachte maatregelen. Kansen op dat soort onverwachte ontwikkelingen zijn er genoeg, meent Bogerd. ‘Bijvoorbeeld als het niet lukt om die achterstanden bij studenten weg te werken. Dan stijgt het aantal onbekostigde studenten flink. Of kijk naar het aantal vooraanmeldingen bij de HU, dat ligt nu zo’n 5 tot 10 procent hoger dan vorig jaar. Maar we moeten nog afwachten of zij zich ook daadwerkelijk inschrijven. En onduidelijk is of de internationale studenten nog komen studeren.’

‘Ik merk wel veel vermoeidheid. En heimwee naar hoe het eerder was.’

Nog meer onzekerheden, ook buiten coronagerelateerde zaken? Ja hoor: volgend jaar zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. Wat brengt een nieuw kabinet het hoger onderwijs, als forse bezuinigingen noodzakelijk zijn? Of juist gaat investeren in het hoger onderwijs om weer snel uit de crisis te komen? En als er een vorm van basisbeurs terugkomt, hoe wordt dat dan gefinancierd? Nu krijgt het hoger onderwijs juist miljoenen als compensatie voor het afschaffen van die basisbeurs… Bogerd wil maar zeggen: een ‘dynamisch sturingsmodel’ op financieel gebied is dan hard nodig.

Maar toch nog even terug naar de studenten, medewerkers en nog even, die coronatijd. In het begin leek de sfeer nog: wat doen we het goed, we krijgen het voor elkaar. Later sloop er chagrijn in: het duurt te lang, we missen onze studenten. En studenten die zeggen: we trekken het niet meer. Ervaart Bogerd dat ook zo?
‘Ik weet niet of het chagrijn is, maar ik merk wel veel vermoeidheid. En heimwee naar hoe het eerder was.’ Waarna de anekdote uit het begin van het verhaal volgt. Ook over dat ie zelf ging wandelen op het USP. En aan het eind heeft hij ook nog wel een advies voor iedereen: ‘Ontspan. Neem je rust.’ Gaat hij zelf eigenlijk nog op vakantie. ‘Zeker, al weten we nog niet waarheen. We gaan met de camper weg, dus dat kunnen we nog een dag van tevoren besluiten. Maar goed, er begint hier van alles te piepen en op te poppen, ik móet door naar een volgende meeting.’