Columns

Jelle verlangt naar de Nederlandse taal

jelle de ru

Daar is ie weer: de tweewekelijkse column van Journalistiek-student Jelle de Ru, over zijn belevenissen in Aarhus. Deze keer: denken in het Engels, verlangen naar de Nederlandse taal.  

Inmiddels zit ik al weer ruim een maand in het buitenland. Een maand lang op avontuur. Zo’n 800 kilometer verwijderd van mijn eigen stad, cultuur, eten, vrienden, maar vooral mijn eigen taal. En eenmaal van huis merk je pas hoe belangrijk dat laatste is. In je moedertaal gaat vrienden maken zoveel sneller. Ze zeggen niet voor niets: de laatste stap van het leren van een taal is het overbrengen van humor. In het Nederlands spreek ik soms hele zinnen in woordgrapjes. Het totaal aantal succesvol uitgevoerde taalspelingen hier in Denemarken, die daadwerkelijk mensen enigszins hebben laten gniffelen, is jammer genoeg op één hand te tellen.

Voor mijn semester in Denemarken moest ik een taaltoets doen, om te kijken hoe goed ik het Engels beheers. Er hing niet echt iets vanaf, maar het hoort bij het Erasmus-traject waarbij ze onderzoeken of je Engels verbetert als je een tijd lang in het buitenland hebt gewoond. Over vier maanden zou ik de toets beter moeten maken. Maar vooralsnog heb ik er een hard hoofd in. Het ontvreemd zijn van mijn moedertaal voelt als fietsen met twee lekke banden.

Ik ben er namelijk nog niet over uit of ik trots kan zijn op mijn taaltoets. Qua luistervaardigheid en lezen ben ik bijna native speaker. Maar bij grammatica en vocabulaire neig ik eerder naar het niveau van Louis van Gaal. Eerst dacht ik dat het geen probleem zou zijn, maar naarmate je langer alleen maar Engels spreekt, merk je dat je ook steeds vaker in het Engels gaat denken.

Geloof mij: de hele al je dagelijkse beslommeringen beredeneren in gebroken Engels, dat maakt je niet vrolijk. Je voelt je als een uitgebluste computer die eens per zoveel tijd crasht en opnieuw moet opstarten. In het Nederlands denk ik natuurlijk dagelijks na over de toekomst van ons land en probeer ik minstens zo quasi-intellectueel te zijn als Thierry Baudet. In het Engels voel ik mij meer een havo-3 scholier die niets van de wereld begrijpt en die de boeken van Harry Potter als hoogstaande literaire romans ziet.

Een kat in het nauw maakt rare sprongen, dus vorige week probeerde ik nog in een bar een gesprek te voeren via de vertaal-app van mijn horloge. Het zou mooi geweest zijn als dat kleine apparaatje om mijn pols Nederlands kon veranderen in vloeiend Deens of in grammaticaal feilloos Engels, maar het resulteerde er meer in dat ik als een aangeschoten idioot zes keer geïrriteerd tegen mijn horloge zei: ‘Hoe was je dag vandaag? Waren je colleges een beetje oké?’ Moderne technologie is niet alles.

En hoewel ik op vakantie normaal nooit Nederlanders tegen wil komen, begin ik nu steeds meer naar Nederland te zoeken. Als een fata morgana dacht ik even dat ik de woorden ‘Hans Snack Shop’ had gevonden in het Deense stedelijk landschap.  Helaas was het maar een waanbeeld. Niet dat ik iets wil bestellen, maar plat Utregs klinkt nu zelfs wonderschoon.

Dus de volgende keer zing ik mijn mooiste chanson als ik ergens uit een hoekje tijdens het uitgaan de prachtige harde ggg-klank hoor, mijn eigen versie van Kenny B: ‘Praat even Nederlands met mij, even Nederlands met mij en dan lopen wij samen – over de Latin Quarter, op naar de haven van Aarhus en feesten wij de hele nacht op Godsbanen.’

Wat hebben wij toch een prachtiggge taal.