Nieuws

Kiescommissie stelt tijdelijke Personeelsraad samen

De Kiescommissie van de HU gaat een tijdelijke Personeelsraad (PR) samenstellen. Die moet de onlangs opgestapte PR vervangen tot de reguliere verkiezingen van medezeggenschapsraden in mei 2016.

Dat staat in een bericht (inloggen) van de Kiescommissie, dat vrijdag 18 december op Sharepoint is gezet. De commissie kan volgens artikel 22 van het kiesreglement bij ‘onvoorziene omstandigheden’ zelf een Personeelsraad formeren. De commissie hoopt de interim-raad begin januari te kunnen laten benoemen. De PR is de medezeggenschapsraad van het personeel bij de HU Diensten.

Geen vertrouwen
Maandag 14 december besloot de voltallige Personeelsraad op te stappen omdat er geen vertrouwen meer is in samenwerking met de directie van HU Diensten. Er is volgens de raad te weinig bereidheid tot overleg. De directie betreurt het besluit, herkent zich niet in de argumenten en beraadt zich op de ontstane situatie.

De woensdag erna besloot de HSR om de taken van de Personeelsraad tijdelijk over te nemen om de medewerkers van de HU Diensten te vertegenwoordigen. Dit besluit wordt overruled door de beslissing van de Kiescommissie om zelf een Personeelsraad samen te stellen. De Kiescommissie heeft al een aantal mensen benaderd en daar zijn enkele positieve reacties op gekomen.

UPDATE

Het college van bestuur (CvB) en de Hogeschoolraad (HSR) hebben zich gezamenlijk beraden op de ontstane situatie na het opstappen van de Personeelsraad, schrijven zij in een bericht op Sharepoint (inloggen). Beide hechten aan een volwaardige personeelsvertegenwoordiging en een goed functionerende medezeggenschap. Zij nemen kennis van het feit dat de Kiescommissie bezig is met het samenstellen van een tijdelijke Personeelsraad.

Verder schrijven zij: 'Parallel aan dat proces willen CvB en HSR de voormalige Personeelsraad en de directie van HU Diensten in gesprek brengen, onder neutraal voorzitterschap, om de feitelijke en organisatorische gang van zaken te bespreken, te duiden en te onderzoeken of het opgezegde vertrouwen nog hersteld kan worden.'